U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

Engelen in de vroege kerkgeschiedenis

 

In de eerste eeuwen van de kerk vinden we nog maar weinig informatie over engelen. Dat heeft te maken met de strijd die toen gevoerd werd met o.a. gnostische stromingen, waar buitenaardse wezens juist een grote rol speelden en de hoogste God voor mensen alleen maar indirect, via hen, bereikbaar was. Er werd daarbij dankbaar teruggegrepen op één summiere tekst van Paulus in zijn brief aan de Colossenzen (2:18) waarin hij spreekt over mensen die ‘opgaan in zelfvernedering en engelenverering, zich verdiepen in visioenen of zich laten voorstaan op eigen bedenksels’… Laat je door hen niet veroordelen, zegt hij, of de wet voorschrijven! Vervolgens werd juist déze tekst gebruikt om mensen de wet voor te schrijven: je mag géén engelen vereren of aanroepen. Voor wie dit weinig overtuigend vindt, is er nog het Johannes op Padmos Alfonso Cano 1636Johannes op Padmos Alfonso Cano 1636slot van Openbaringen, waar Johannes op zijn knieën valt voor de engel die zijn gids is geweest. Die helpt hem overeind: 'bewaar die aanbidding maar voor God, we zijn beide dienaren!' Hetgeen waar is. Deze engel is geen god, en dat maakt hij Johannes liefdevol duidelijk. Maar daaruit concluderen dat we ze dan maar beter kunnen negeren is misschien toch wel wat ver gezocht. En dus bleef er discussie over bestaan. Het concilie van Nicea verklaarde in 325 dat het geloof in engelen deel uitmaakte van de christelijke leer. Tien jaar later veroordeelde de synode van Laodicea de verering van engelen tot afgodendienst – blijkbaar speelden engelen nog steeds een rol in het geloofsleven van de mensen van die tijd. Het zou duren tot 787, bij de zevende oecumenische synode, alweer in Nicea, dat de engelen weer positief in het nieuws komen, en wel tijdens een discussie over ‘beeldenverering’. Die werd goedgekeurd, en dan ging het niet alleen om beelden van Christus, maar ook van Maria, de engelen en alle heiligen. Het bidden en mediteren bij deze beelden werd gezien als een manier om God te naderen. Maar dan zijn we al in de middeleeuwen.

  

Invloedrijke vroege theologen over engelen:

 

HieronymusHieronymus

OrigenesOrigenes 

Van de middeleeuwse theoloog Thomas van Aquino een tekst uit de ‘Summa Theologica’ overgeleverd, waarin hij zijn ideeën over  beschermengelen baseert op geschriften van twee van zijn voorgangers:

- ‘Zoals Origenes (185-254) zegt, is hierover een tweevoudige mening. Sommigen zeiden, dat aan de mens een engelbewaarder gegeven wordt vanaf de tijd van het doopsel; anderen vanaf de tijd van de geboorte. En deze mening keurt ook Hieronymus (347-420) goed, en terecht. Immers, de weldaden die van Godswege aan de mens gegeven worden als christen, beginnen vanaf het doopsel, zoals het ontvangen der eucharistie e.d. Maar wat de mens door de Goddelijke Voorzienigheid wordt toegewezen, in zoverre hij een redelijke natuur heeft, wordt hem gegeven vanaf het ogenblik, waarop hij door de geboorte die natuur ontvangt. En een dergelijke weldaad is, zoals uit het voorafgaande blijkt, de bescherming der engelen. Vandaar dat de mens onmiddellijk na zijn geboorte een engel tot zijn bescherming krijgt toegewezen’.

 

Over engelen voor de aarde en de dieren een citaat van Thomas, van Origines naar aanleiding van een commentaar op het ‘Boek der Getallen’: (Als de ezel de engel ziet, blijkt daaruit…) ‘dat de wereld behoefte heeft aan engelen, die aangesteld zijn over de beesten, en over de geboorten der dieren, en de groei van struiken en aanplantingen en de overige dingen’.

 

TertullianusTertullianusVan Tertullianus (160-240) herhaalt Thomas dat onze beschermengel bovendien helpt bij onze overgang naar de dood en het hiernamaals en ons de weg wijst naar de plaats die voor ons bestemd is.

 

Citaat Tertullianus: ‘wanneer de ziel wakker wordt na de dood wordt zij blij verrast bij het zien van het gezicht van de eigen engel die zich opmaakt haar naar haar verblijf te begeleiden’.

 

 

Augustinus en de vijf aspecten der engelenleer

Tijdgenoot van Hieronymus is de beroemde theoloog Augustinus (354-430), die in zijn werk uitgebreid aandacht besteedt aan de engelen. (Zie ook dr.L.F. de Graaff ‘De verdwijning der engelen uit kerk en theologie’)

Hij beschrijft vijf aspecten:

AugustinusAugustinus1) de schepping der engelen

2) het wezen…

3) de kennis…

4) de activiteiten…

5) en ten slotte de val van de opstandige engelen.

 

Augustinus achtte het bestaan van engelen bewezen, omdat ze niet alleen in de bijbel voorkomen, maar ook al in de Griekse filosofie: Plato bijvoorbeeld geloofde in het bestaan van onsterfelijke en gelukzalige geesten. Dan werden het meestal wel ‘goden’ genoemd, dus dat bleef maar een halve waarheid tot ze erkenden dat deze geesten of engelen geschapen zijn door de Allerhoogste. Maar ondertussen is de engelenleer van Augustinus ook duidelijk beïnvloed door het neoplatonisme. Bijvoorbeeld bij het eerste aspect:

 

De schepping:

In het begin schiep God de hemel – en dus ook de engelen. Het zijn Zijn schepselen, dus ze bestaan niet eeuwig. Het zijn duidelijk wèl redelijke en onsterfelijke wezens, maar die onsterfelijkheid is toch wat betrekkelijk, omdat zij op een goddelijke gave berust. En al het geschapene is veranderlijk, omdat het uit het niets geschapen is.

 

2) Het wezen van engelen – volgens Augustinus:

Pierantonio Mezzastris, AssisiPierantonio Mezzastris, AssisiEngelen kunnen zich zichtbaar en tastbaar presenteren, maar dat hoeft niet persé, soms blijven ze onzichtbaar. Als ‘bewijstekst’ dient Zacharia 1:9 waar de profeet zegt ‘en tot mij sprak de engel die in mij sprak'… Maar in de Hebreeuwse tekst zoals wij die kennen staat helaas alleen ‘en tot mij sprak de engel’…

Augustinus veronderstelt dat engelen een lichtend en etherisch lichaam hebben. Zij kunnen hun lichaam in die vorm veranderen die ze willen en die past bij de door hen te vervullen taak. Misschien is het wel zo, dat zij zich in een lichaam hullen zoals wij een kledingstuk aantrekken. Engelen bestaan uit geestelijke materie, net als onze ziel.

 

3) De kennis van engelen – volgens Augustinus:

Engelen kennen de schepping door middel van God de Schepper, dat is voor mensen anders. Wij kennen God de Schepper door middel van de schepping. Dat maakt het voor ons een stuk lastiger. Hard werken dus, om net zo veel kennis te krijgen als de engelen!

 

4) De activiteiten van de engelen – volgens Augustinus:

- Engelen assisteren bij de schepping. Je kunt het vergelijken met boeren die het gewas planten en verzorgen, terwijl God zorgt voor groei. Zo doen engelen dat voor de aarde.   

- Engelen bemiddelen tussen de eeuwige onveranderlijke wijsheid van God en degenen die aan de tijd onderworpen zijn. Zij geven de ideeën door, en wijzen ons zo de goede richting.

- Engelen kunnen de menselijke geest helpen om het licht van God te ontvangen, maar er wordt duidelijk gewaarschuwd om engelen niet te aanbidden. Wel zijn we geroepen om de engelen te eren en van ze te houden, zoals ook zij verplicht zijn om de mensen bij te staan.

 

5) De val van de opstandige engelen

Een belangrijke vraag voor Augustinus was: hóe konden engelen ooit ten val komen? En daarbij: bestaat er niet een voortdurend gevaar dat de goede engelen alsnóg zullen vallen, zodat ook zij in demonen veranderen? Het enige antwoord was, dat God de engelen met een goede wil heeft geschapen, maar dat de slechte engelen hun goede wil hebben opgegeven en tot zonde zijn vervallen, toen ze zichzelf steeds belangrijker begonnen te vinden. Daaruit blijkt dan, dat zelfs de engelen volkomen afhankelijk zijn van de goddelijke genade…

De gevallen engelen boden wel een gedeeltelijke verklaring voor een ander theologisch probleem: de ‘predestinatie’. De mensen die door God al bij voorbaat bestemd waren om na hun dood naar de hemel te gaan zouden dan de plaats innemen van de gevallen engelen. Deze theorie werd door latere theologen nauwelijks over genomen, er zijn ook geen bijbelse aanknopingspunten voor.

 

Citaat Augustinus: ‘Ieder zichtbaar ding in deze wereld heeft een engelkracht boven zich’.   

 

 

Naar de engelenhierarchie van Pseudo-Dionysius  ->