U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

Engelenteksten in het Oude Testament – de boeken Spreuken, Prediker en Hooglied

 

De boeken Spreuken en Prediker horen ook bij de wijsheidsliteratuur (net als Job). Als wijsheidsleraren in Spreuken worden Salomo, Agur en Lemuël genoemd. De spreuken zijn over lange tijd verzameld. Aan Salomo werd bijzondere wijsheid en het dichten van Spreuken toegeschreven, de schrijver van Prediker noemt zich dan ook ‘Zoon van David, koning van Jeruzalem’. Op grond van inhoud en stijl lijkt het pas veel later, omstreeks 300 voor onze jaartelling, geschreven. Salomo wordt ook genoemd als schrijver van het Hooglied, een prachtig liefdeslied. Maar ook dit boek is waarschijnlijk veel later, ongeveer gelijk met Prediker geschreven. In alle drie de boeken worden engelen niet genoemd. Wel treedt in Spreuken (o.a. in Spreuken 8) een andere hemelse figuur naar voren, ‘vrouwe Wijsheid’. Haar Griekse naam is ‘Sofia’:

 

Sofia, iconenmuseum KampenSofia, iconenmuseum KampenSPREUKEN 8 Wijsheid spreekt

Roept Wijsheid niet,

laat Inzicht haar stem niet horen?

Wijsheid heeft zich opgesteld op een heuvel langs de weg,

bij het kruispunt van de wegen.

Bij de poorten van de stad, bij de ingang,

bij de toegangswegen klinkt haar stem:

‘Mensen, tot jullie roep ik,

ik richt mij tot iedereen.

Onnozele mensen, word toch eens verstandig,

dwazen, denk eens na!

Luister, ik vertel je waardevolle dingen,

mijn woorden zijn oprecht.

Mijn mond verkondigt slechts de waarheid,

mijn lippen haten onbetrouwbaarheid.

Op mijn uitspraken kun je vertrouwen,

niets is vals en krom.

Wie inzicht heeft vindt ze duidelijk,

ze zijn eenvoudig voor wie kennis heeft verworven.

Stel mijn lessen boven zilver,

mijn kennis boven zuiver goud.

Wijsheid is kostbaarder dan edelstenen,

alles wat je ooit zou kunnen wensen

valt bij wijsheid in het niet.’

 

Ik, Wijsheid, ik woon bij Beraad,

door overpeinzing vind ik kennis.

Wie ontzag heeft voor de Eeuwige haat het kwaad.

Ik verafschuw trots en hoogmoed,

leugens en het kwaad.

Bij mij vind je beraad en overleg,

ik heb inzicht, ik heb kracht.

Door mij regeren koningen,

bepalen heersers wat rechtvaardig is.

Vorsten heersen dankzij mij,

ik laat leiders rechtvaardig regeren.

Wie mij liefheeft, heb ik ook lief,

wie mij zoekt, zal mij vinden.

Rijkdom en eer zijn mijn bezit,

duurzame weelde en gerechtigheid.

Wat ik je geef is kostbaarder dan het zuiverste goud,

ik bied iets dat meer is dan het fijnste zilver.

Ik ga de weg van de rechtvaardigheid,

ik volg de paden van het recht

om rijk te maken wie mij liefheeft,

om zijn schatkamers te vullen.

 

De Eeuwige heeft mij vóór al het andere verworven,

toen hij zijn scheppingswerk begon, schiep hij eerst mij.

Ik ben in het begin gemaakt, nog voor alles er was,

nog voor de aarde vorm kreeg.

Toen er nog geen oceanen waren, werd ik voortgebracht,

nog voor de bronnen met hun waterstromen.

Toen de bergen nog niet waren neergezet, werd ik voortgebracht,

nog voor er heuvels waren.

De aarde en de velden had de Eeuwige nog niet geschapen,

geen korrel zand was nog gemaakt.

Ik was erbij toen hij de hemel zijn plaats gaf

en een cirkel om het water trok,

de wolken aan de hemelkoepel plaatste,

de oceanen bruisend op liet wellen,

toen hij aan de zeeën grenzen stelde,

het water met zijn woord zijn plaats gaf,

de fundamenten van de aarde legde.

Ik was zijn lieveling,

een bron van vreugde, elke dag opnieuw.

Ik was altijd verheugd in zijn aanwezigheid,

vond vreugde in zijn hele aarde

en was blij met alle mensen.

Nu dan, zonen, luister naar mij,

gelukkig is een mens die op mijn wegen blijft.

Luister naar wat ik je leer, en word wijs,

negeer mijn lessen niet.

Gelukkig is elk mens die naar mij luistert,

dag in dag uit bij mijn woning staat,

de wacht houdt bij mijn deur.

Want wie mij vindt, vindt het leven,

en ontvangt de gunst van de Eeuwige.

Wie aan mij voorbijgaat, doet zichzelf veel kwaad,

wie mij haat, bemint de dood.

 

Maät, godin wijsheid, EgypteMaät, godin wijsheid, Egypte

 

Het boekje Prediker hoort bij de wijsheidsliteratuur, waarin naar Egyptisch voorbeeld een koning de wijsheid leert. De schrijver leefde waarschijnlijk zo´n 300 voor onze jaartelling, gezien de hellenistische invloeden. Daarom denkt men wel aan een in Egypte wonende Joodse schrijver. Er was duidelijk (nog) geen sprake van een eeuwig hemels leven voor mensen - Prediker 9: 10 – over het ‘dodenrijk’:

Doe wat je hand te doen vindt. Doe het met volle inzet, want er zijn geen daden en gedachten, geen kennis en geen wijsheid in het dodenrijk. Daar ben je altijd naar op weg.

 

 

 

Het Hooglied beschrijft de liefde van twee jonge mensen; hier zag men vaak een afspiegeling in van de liefde tussen God en Israël. In de christelijke kerk trok men de vergelijking door tot de liefde van Christus tot zijn bruid, dat is: de gemeente of de ziel. In de christelijke mystieke traditie vormt dit boekje een grote inspiratiebron. Een klein voorbeeld uit Hooglied 4:

 

Hooglied, ChagallHooglied, ChagallZusje, bruid,

een besloten hof ben jij,

een gesloten tuin,

een verzegelde bron.

Aan jou ontspruit een boomgaard vol granaatappels,

met een overvloed aan vruchten,

hennabloemen, nardusplanten,

nardus en saffraan, kalmoes en kaneel,

wierookbomen, allerlei soorten,

mirre, aloë,

balsems, allerfijnst.

Je bent een bron omringd door tuinen,

een put met helder water,

een bergbeek van de Libanon.

Naar engelenteksten in Jesaja, Jeremia en Klaagliederen ->