U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

ENGELEN IN DE KERKGESCHIEDENIS

Ergens in de 5e eeuw schreef iemand die zich 'Dionysius de Aeropagiet' noemde, een boek dat eeuwenlang het denken over engelen zou bepalen. Hij schetste een hiërarchie van negen te onderscheiden soorten engelen. Het dichtst bij het Licht bevonden zich de cherubs, onderaan de aartsengelen en de engelen - en dáár weer onder de mensen. Een wat uitvoeriger beschrijving vind je hier.

We maken daarna een grote sprong naar het einde van de middeleeuwen (aan de eerdere geschiedenis wordt nog druk gewerkt). Dit is de tijd van de scheiding tussen de katholieke- en protestantse kerk; ‘de reformatie’.  Op deze pagina vind je een algemeen overzicht, meer toegespitst zijn: 

- Luther en de engelen

- Calvijn en de engelen

- Een preek van Johan Gerhard, rond 1600, uit Luthers orthodoxe kringen

 

Het begin: de reformatie

Geboorte aankondiging Jezus aan MariaGeboorte aankondiging Jezus aan MariaEen béétje protestant denkt nu: daar kunnen we kort over zijn. Die engelen zijn er niet. Nou ja, met Kerst komen ze in de kerk even om de hoek kijken, maar verder hebben we het er niet over. Al eeuwenlang niet, want dat begon al bij de reformatie in de 16e eeuw (de tijd van de christelijke ‘kerkscheuring’: katholieken versus protestanten). Die reformatie was ook een politieke strijd; er werd oorlog om gevoerd (met het katholieke Spanje, toen de baas in dit gebied), mensen werden veroordeeld, kwamen op het schavot terecht, op de brandstapel of in de gevangenis. Hele groepen trokken van de ene plaats of het ene land naar het andere, om vervolgingen te ontlopen. Een heftige strijd, die heel wat verder ging dan zomaar een verschil in geloofsopvattingen. 

Ene Petrus Datheen was zo’n nieuwe protestant op drift; hij was geboren in het Frans-Vlaamse Cassel, werd om te beginnen priester-student, maar toen protestant, vluchtte naar Londen, en werd dominee in Frankfort, waar er problemen kwamen met de Lutherse overheid, dus besloot hij met zestig gezinnen in zijn kielzog in 1562 naar de Palts (Duitsland) te trekken. Daar regeerde een volgeling van Calvijn, keurvorst Frederik III. Die besefte al eerder, dat het heel belangrijk was om duidelijk op papier te zetten wát die protestanten nu precies geloofden, en waar dat verschilde van het oude katholieke geloof, of met wat er verder nog maar aan andere ideeën rond zongen. Dat leidde tot de ‘Heidelbergse catechismus’ een geloofsleerboek, en een paar teksten over doop en avondmaal. Datheen pakte deze tekst erbij en bewerkte dat in 1565 voor zijn gemeente en later voor het hele Nederlandse taalgebied tot een ‘avondmaalsformulier’ dat voortaan (in veel traditioneel gereformeerde kerken tot op de dag van vandaag!) voorgelezen zou worden telkens als er zondags avondmaal gevierd werd. Het werd een lang verhaal, want juist rond deze kerkelijke maaltijd liep de strijd hoog op. In de katholieke kerk werd het ‘eucharistie’ genoemd, en was (en is meestal) het belangrijkste deel van de viering. Bij de protestanten varieerde het houden van deze maaltijd van 1x per jaar (op Goede Vrijdag) tot zo’n 6x per jaar, waarbij hetzelfde formulier dus telkens werd voorgelezen. Eeuw in, eeuw uit.

 

avondmaalstafelavondmaalstafel 

In dit avondmaalsformulier wordt stevig gewaarschuwd voor een ‘onwaardig’ mee-eten: ‘Wie onwaardig eet en drinkt, eet en drinkt zichzelf een oordeel’ klonk het telkens weer dreigend vanaf de preekstoel. Maar wie is dan eigenlijk precies ‘onwaardig’? Daar volgt een concreet lijstje van, losjes gebaseerd op de tien geboden, vol ‘ergerlijke zonden’ zoals moorden, vloeken; hebzuchtig, verkwistend of verslaafd zijn, leven in haat en nijd, God verachten, enzovoort enzovoort.

En midden in dit rijtje van vreselijke zondaren staan ook….

‘allen die gestorven heiligen, engelen of andere schepselen aanroepen’.

Horen we hier de echo van het middeleeuwse katholieke/protestantse dispuut, waarbij de protestanten hun strijdlust misschien iets te veel laten zegenvieren boven hun eigen geloofsprincipes als ´sola Scriptura` (we gaan alléén uit van wat in de Bijbel staat)? Want er staat echt nérgens in de bijbel dat je geen contact met engelen zou mogen hebben, integendeel, de bijbel staat vol met verhalen van engelen die door God naar de mensen gestuurd worden om ze te helpen. Of ze namens God iets te vertellen. Wel wordt een paar keer gezegd dat ‘aanbidden’ niet aan de orde is. Johannes, uit Openbaringen, die op z’n knieën valt, wordt snel weer overeind getrokken. Ook de engelen zijn door God geschapen, zijn dienaren. Je kunt het een beetje vergelijken, zoals Jezus ook doet, met God als onze Vader. Engelen zijn dan zoiets als onze broers en zussen, want ook zij hebben diezelfde Goddelijke Vader (en ze luisteren er heel wat beter naar dan wij). Maar waarom zou je het in je hoofd halen contact met die ‘familie’ te veroordelen? Stel je voor, dat wij in ons gezin contact met broers en zusters verbieden omdat alle aandacht naar onze ouders dient te gaan? Elke ouder is juist blij met een hechte familieband… Maar in de kerk is dat dus precies wat er gebeurde. Als de katholieke middeleeuwer al de neiging had om die Vader uit het oog te verliezen en alle aandacht aan zijn engel-broers en zussen te besteden, dan schoven de protestanten door naar het andere uiterste, en verloren elk contact met de engelen, uit angst God en Christus te kort te doen. Zo hadden middeleeuwers als Luther en Calvijn het waarschijnlijk niet bedoeld…  (zie ook de pagina's 'Luther' en 'Calvijn').

 

Allereerst iets over dat zondige ‘aanroepen’ van engelen. Wij denken bij ‘aanroepen’ aan je stem verheffen, en misschien iets roepen als ‘hee, engel’! Contact eisen dus. Maar het verwees naar heel iets anders: dit was een veroordeling van de katholieke gewoonte van velen om zich niet rechtstreeks tot God te wenden bij het bidden, maar de engelen, of Maria, of een gestorven heilig verklaarde, ‘aan te roepen’ om voor hen bij God te pleiten. Daarmee verloor je te gemakkelijk God zelf, en Christus, uit het oog.

 

Er was nog een andere reden, om de engelen wat meer naar de achtergrond te laten verdwijnen. Dat had te maken met een katholieke leer, in de zesde eeuw ontstaan, waarbij de engelenwereld in een hiërarchische vorm was gegoten. De aardse kerkelijke hiërarchie, met een paus aan de top, met kardinalen en bisschoppen, priesters en dan eindelijk het gewone volk, dát was een afspiegeling van de hemelse hiërarchie, die ook liep van hoog (God) naar laag (de beschermengelen – er zaten nog vele lagen met andere engelensoorten tussen - zie aparte pagina).

Engelenkoren, visioen Hildegard van BingenEngelenkoren, visioen Hildegard van Bingen

Die laagste laag engelen gaven hun licht weer door aan de hoogste kerkelijke laag – die het dan weer steeds verder naar beneden geacht werd te verspreiden. Hun macht was dus volgens een van God gegeven orde, daar kon niemand aan tornen. Je hebt, als simpele gelovige, de clerus, de priesters, nodig om het licht van God te bereiken. De protestanten, die toch al weigerden te geloven in  traditionele ‘waarheden’, zagen in de bijbel geen enkel bewijs van die hele hiërarchische hemelse organisatie – en al helemaal niet in haar aardse variant. De protestanten  gingen voor ‘priesterschap van alle gelovigen’. Het heil kwam, door Jezus Christus, direct van God zelf. En daarbij was Zijn Woord, de bijbel, het richtsnoer. 

 

De aandacht voor engelen en hun rol in de mensenwereld werd binnen het protestantisme de dupe van deze kerkstrijd. Alle nadruk kwam te liggen op de ‘drieëenheid’, God, Jezus Christus en de Heilige Geest. Het ging steeds minder over engelen. Behalve dan in dat formulier. Bij het rijtje Vreselijke Zonden. Engelen oproepen = het oordeel over jezelf oproepen. Eeuw in, eeuw uit. Met alle gevolgen van dien. En dan hebben we het nog niet gehad over de ‘verlichting’. Pascal voorspelde rond 1650 al: ‘Als we alles ondergeschikt maken aan het verstand, heeft onze godsdienst niets mysterieus en niets bovennatuurlijks meer.’ In een God blijven geloven is al moeilijk genoeg – alsjeblieft, kom dan niet ook nog eens aan met engelen! Dat lot treft, in iets mindere mate, ook de katholieke gelovigen.

 

Maar tijden veranderen. Nu de kerk er geen oog meer voor heeft, komen daarbuiten de verhalen los, van mensen met een bijna-dood-ervaring; mensen die een verschijning meemaken, mensen die op allerlei manieren in contact staan met engelen. In 2003 schreef dominee L.F. de Graaff een proefschrift ‘De verdwijning der engelen uit kerk en theologie’. Hij eindigt zijn boek zo:

 

Wanneer kerk en theologie zouden beseffen dat zij met de verdwijning der engelen een wezenlijk geloofsgoed zijn kwijtgeraakt, zou dit een eerste stap op de goede weg kunnen zijn. Hierbij zal ongetwijfeld de vraag opkomen of het wel terecht is dat de Reformatie een wezenlijk gedeelte van de Bijbelse en van de traditionele voorstelling van engelen heeft verworpen. Deze vraagstelling zou in kerk en theologie wellicht kunnen leiden tot een nieuwe bewustwording van een hemelse werkelijkheid en van engelen als de ware getuigen van God en van Jezus Christus.'