Preek van Johannes Gerhard (1582-1637):
invloedrijk Luthers theoloog kort ná Luther, belangrijke vertegenwoordiger van de ‘orthodoxe’ periode.
Deze preek van Gerhard laat zien hoe in zijn tijd in Protestantse kringen engelen nog steeds een belangrijke beschermende rol speelden. Dat werd sterk gekoppeld aan de 'ware gelovige': alleen goede volgelingen van Christus konden rekenen op de beschermende engelen. Dus moest er ernstig gewaarschuwd worden tegen afdwalen. In deze tijd is de overtuiging gegroeid, dat de liefde van God en zijn engelen zich uitstrekt over elk schepsel - en dat dus ook iederéén een beschermengel heeft. Toch blijft er een kern van waarheid in dat 'afdwalen': om met ze samen te werken is een liefdevolle grondhouding voorwaarde. Maar nu eerst Johan Gerhard:
'DE HOEDE VAN DE HEILIGE ENGELEN
Bedenk, toegewijde ziel, deze grote goddelijke genade: de bescherming van de engelen is bestemd voor jou!
Onze hemelse Vader zendt zijn Zoon om ons te verlossen;
de Zoon van God komt in het vlees om ons te redden;
de Geest wordt gezonden om ons te heiligen;
de engelen zijn gezonden om ons te beschermen:
Het hele hemelse rijk staat dus als het ware in onze dienst en geeft zijn zegeningen aan ons door. Het wekt niet eens meer verbazing dat alle lagere schepselen zijn geschapen omwille van de mens, aangezien zelfs de engelen, die een veel hogere waardigheid hebben, ons altijd dienen.
Wonderlijk, hoe de hemel ons overdag licht geeft zodat we kunnen werken en bij nacht duisternis schenkt zodat we kunnen rusten… En dat ondertussen zelfs de inwoners van het hemelse koninkrijk ons dienen.
Wonderlijk, hoe de lucht ons de adem brengt die wij nodig hebben om te leven, en allerlei soorten vogels ons van bovenaf in de gaten houden… En dat ondertussen de hemelse geesten waken over ons leven.
Wonderlijk, hoe het water ons drinken geeft, vuil reinigt, de droogte tegengaat en verschillende soorten vis biedt… en dat ondertussen de engelen ons terzijde staan en verkwikken als we vermoeid zijn in het heetst van de strijd tegen de vele uitdagingen.
Wonderlijk, hoe de aarde ons draagt, ons voedt met brood en wijn, onze tafels vult met allerlei soorten fruit en vlees… en dat ondertussen de engelen de taak hebben ons op alle mogelijke manieren te beschermen, ons op handen te dragen, zodat onze voet zich niet stoot aan een steen (Ps 91,11.12. Hebr. 1.14).
De heilige engelen leefden zó mee met Christus, dat een engel zijn geboorte aankondigt (Lucas 1,31) - en een engel erna zijn geboorte verkondigt (Lucas 2,9.10.11). Een engel beveelt dat hij naar Egypte moet vluchten (Matth. 2,13) en engelen dienen hem in de woestijn (Matth. 4,11).
De engelen zijn om hem heen gedurende de hele periode van zijn aardse optreden:
een engel is bij hem als hij worstelt met de dood (Lucas. 22.43).
Een engel verschijnt bij zijn opstanding (Matth. 28.2.5),
en de engelen zijn daar bij zijn hemelvaart (Ha. 1,10);
de engelen zullen er zijn als hij op de dag des oordeels terugkeert (Matth. 25.31).
Zoals de engelen Christus tijdens zijn aardse leven gediend hebben, zo zijn ze ook met iedereen die door het geloof in Christus is ingelijfd: zoals ze het Hoofd dienden, zo dienen zij ook de leden; ze verheugen zich om diegenen op aarde te dienen met wie ze ooit de hemel zullen genieten; ze vinden zichzelf niet te belangrijk om diegenen te dienen met wie ze hopen eens liefderijk in verbondenheid te leven.
Zoals Jacob Gods engel ontmoet op weg naar zijn vaderland (Gen. 32: 1): zo zullen gelovigen in dit leven, die de weg naar het hemelse vaderland is, engelen meekrijgen om ze te beschermen.
De engelen beschermden Daniel te midden van de leeuwen (Dan. 6.22): net zo stellen ze alle vromen veilig voor achtervolging van de helse leeuwen.
De engelen redden Lot van de ondergang van Sodom door het vuur (Gen.19,15): zo redden ze ons uit de vlammen van de hel door heilige ingevingen en beschermende maatregelen tegen duivelse verzoekingen.
De engelen dragen de ziel van Lazarus in de schoot van Abraham (Lucas 16:22): Zo brengen ze de zielen van alle uitverkorenen naar het paleis van het hemelse koninkrijk.
De engel leidt Peter uit de gevangenis (Handel.12.7): zo redt hij de vromen vaak uit de grootste gevaren.
De macht van onze tegenstander, de duivel, is weliswaar groot, maar laat je bemoedigen door de bescherming van de engelen en twijfel er niet aan dat ze in alle gevaren als helpers om je heen zijn. De Schrift schildert ze, onder de gestalten van Cherubim en Seraphim, af als gevleugeld, zodat je zeker kunt aannemen dat ze met een ongelooflijke snelheid ter plaatse kunnen zijn om hulp te bieden. Twijfel er niet aan dat ze overal als beschermer in de buurt zijn: als hoogste geesten ondervinden ze geen lichamelijke weerstand. Al het zichtbare maakt voor hen plaats, net zoals alle lichamen, hoe stevig of dik ze ook zijn, voor hen doordringbaar en begaanbaar zijn. Twijfel er niet aan, dat deze geesten uw zorgen en behoeften kennen, omdat ze altijd het gezicht van onze hemelse Vader zien (Ex. 25.18, Jes. 6.2), en klaar staan Hem zo goed mogelijk te dienen.
Bedenk ook, toegewijde ziel, dat dit heilige engelen zijn; heilig daarom jezelf als je hen als begeleider wilt hebben. Vriendschap ontstaat in de eerste plaats bij een gelijke gezindheid. Maak een gewoonte van heilige daden, als je onder de hoede van engelen wil staan. Bewijs je engel overal de verschuldigde eerbied, en doe geen dingen waar je je in het bijzijn van een mens voor zou schamen. Deze geesten zijn kuis; onzedelijk gedrag doet ze verdwijnen. Rook verdrijft de bijen, stank de duiven; net zo verjaagt afzichtelijke en stinkende zonde de engelen, de bewaarders van het leven.
Ben je hun hoede door de zonde kwijtgeraakt, hoe wil je dan nog beschermd worden tegen de aanvechtingen van de boze geesten? Als je niet langer onder de hoede van de engelen staat, hoe wil je dan beschermd worden tegen allerlei gevaren? Als de engelen niet als een beschermende muur om je ziel staan, zal de boze geest je gemakkelijk overweldigen met misleidende goddeloze raad. De heilige engelen worden door God uitgezonden om ons bij te staan (Hebr. 1,14); daarom moet je jezelf weer door het geloof door God laten winnen, als je door de engelen behoed wil worden. Waar geen genade van God is, is ook geen bescherming door engelen. Laten we de engelen beschouwen als de genadige handen van God, die niet aan de slag gaan tot God ze daartoe uitstrekt.
De engelen in de hemel zijn blij met elke zondaar, die berouw heeft (Luk. 15.10). De tranen van zondaars die zich bekeren zijn als wijn voor de engelen; het onboetvaardige gemoed verjaagt echter de beschermende engel. Laten we ons daarom bekeren om de engelen blij te maken. De engelen zijn van hemelse en geestelijke aard; laten we daarom aan het hemelse en geestelijke denken, zodat ze graag bij ons zijn. Engelen zijn nederig, hoogmoed is totaal tegen hun aard, ze schamen zich niet om ook de kleintjes te dienen (Matth. 18.10). Wat verheft zich dat arme ‘stof en as’ (Sir.10,) terwijl de hemelse geest zich zo neerbuigt?
De sluwheid van de boze geest is het meest te vrezen in de dood, want er staat geschreven dat de slang de hiel vermorzelt (Gen.3:15); de hiel is het uiterste deel van het lichaam, het uiterste deel van je leven is de dood. Vooral in die laatste strijd met de dood is de bescherming van de engelen nodig, zodat ze ons kunnen bevrijden van de vurige pijlen van de duivel, en zij de ziel, die haar lichamelijke woning heeft verlaten, naar het hemelse paradijs kunnen brengen. Toen Zacharias in de tempel zijn heilige dienst wilde verrichten, kwam de engel van de Heer tot hem (Lucas 1:11): zo zal ook jij, als je met vreugde de oefening van woord en gebed vervult, je kunnen verheugen in de bescherming van de engelen.
O vriendelijkste God, Gij die ons door uw heilige engelen door de woestijn van dit leven leidt, geef dat wij door deze zelfden naar het hemelse rijk worden geleid!'