Het spiritualisme over 'leven na de dood´
Vanaf zo ongeveer het midden van de negentiende eeuw ontstond een beweging die zo concreet mogelijk op zoek ging naar bewijzen voor een leven na de dood en de mogelijkheid van contact met gene zijde. Ze werden 'spiritisten' of 'spiritualisten' genoemd. Om te beginnen kwamen ze bij elkaar in kleine groepen (later ook vaak grote bijeenkomsten met sprekers), en altijd was er minstens één medium bij betrokken. Was er aanvankelijk vooral sprake van verschijnselen als dansende tafels, geklop en beweging, later kwam er ook steeds meer contact met geesten die
via het medium boodschappen doorgaven. Dat waren vaak persoonlijke berichten van overleden bekenden, maar ook uitgebreide meer algemene channelings, die afgedrukt werden in tijdschriften en boeken. Een belangrijke schrijver (en spreker) uit de beginperiode was Andrew Jackson Davis (1826-1910). Hij zei de teksten door te krijgen van E. Swedenborg (1688-1772). Uit al die boodschappen en verhalen kwam een tamelijk consistent beeld naar voren van de belevenissen van de gestorvenen en de plek waar ze terecht gekomen waren. Emma Hardinge, één van de bekendste Amerikaanse spiritualisten, schreef een dik boek met talloze verklaringen van ooggetuigen tijdens de eerste twintig jaren van de beweging. Zij citeert een opsomming van professor James Mapes (1806-1866), die kort samenvat waar het om gaat:'Ten eerste: dat er een toekomstige staat van bestaan is, die slechts een voortzetting is van onze huidige staat van zijn, verstoken van de stoffelijke delen ervan.
Ten tweede, dat het grote doel van de natuur, zoals aangetoond door een grote verscheidenheid aan spirituele levens, vooruitgang is, die verder reikt dan de grenzen van deze wereldse sfeer.
Ten derde, dat geesten kunnen communiceren met stervelingen en dat ook doen, en daarbij in alle gevallen blijk geven van een verlangen om degenen met wie ze communiceren te verheffen en vooruit te helpen.
Ten vierde, dat geesten in een groot aantal duidelijk bewezen gevallen hun wil en bekwaamheid hebben bewezen om gevaren af te weren, ziekten te genezen, misdaden te voorkomen, misdadigers te hervormen, verloren eigendommen te retourneren en talrijke nieuwe nuttige, wetenschappelijke en occulte wetenswaardigheden door te geven aan de mensheid.'
Een ander boeiend verhaal is dat van de geestenkamer in Ohio, gebouwd door Jonathan Koons, waar mensen uit de verre omstreken opaf kwamen. Zijn hele gezin (negen kinderen) was mediamiek begaafd, en er gebeurde van alles tijdens de bijeenkomsten. Zo tekende de oudste zoon, in trance, een schema, waar Emma een samenvatting van de verklarende tekst geeft...
''Nu volgt een ´diagram van de sferen´, getekend door Nahum Koons in trancetoestand, en in direct schrift uitgelegd door de geesten, die zeggen de controlerende invloed te zijn geweest op dit werk. Nahum Koons was een jongen van ongeveer vijftien jaar, eenvoudig, waarheidsgetrouw en een prima helderziende, maar in zijn normale toestand volstrekt niet in staat om de ideeën die door het diagram worden gesuggereerd, te bedenken of zelfs maar te beschrijven. De uitleg die bij het bijgevoegde diagram hoort, is een samenvatting van de oorspronkelijke tekst.
Het gebied binnen H I, genummerd van I tot 7, vertegenwoordigt de sferen. Deze eindigen in een hemels gebied genaamd de ´Ster van Licht en Schoonheid´, G.
Het centrale gebied, 0, is de oude put of hel, de plaats van" tweede dood, 'uitvoerig beschreven door de geest als de laagste en donkerste sfeer van beproeving, maar zeker niet als een definitieve staat: de hele spirituele theorie van een toekomstig leven ontkent nadrukkelijk elke finaliteit, maar leert een eeuwige en steeds stijgende schaal van vooruitgang , waarvan de omstandigheden geheel afhankelijk zijn van de morele verfijning en verheffing van de pelgrimszielen die hen betreden. Vooruitgang vanuit dit centrale gebied 0, door alle opeenvolgende sferen tot 7, wordt tot stand gebracht door veranderingen die enigszins analoog zijn aan sterfelijke ontbinding, maar zonder pijn of verdriet: eerder een opklimmen naar hoge morele en spirituele ontwikkeling, passages gekenmerkt door triomfantelijke en glorieuze staten van engelengeluk.
Het gebied dat de ´ster van licht en schoonheid´ wordt genoemd, wordt geduid als 'onder de troon van God'. Het duidt op de uitgestrekte hemelse rijken van onbekende en misschien onbegrensde omvang, gevuld met subtielere stof, 'het ondoordringbare', het ondenkbare, de bron , fontein en centrum van alle licht, warmte, leven, kracht, zwaartekracht en aantrekkingskracht; in één woord, de centrale zon van het zijn, het diepe mysterie, dat wordt samengevat in de grote oplossende naam van God.
Het gebied C gemarkeerd met een kruis en pijlen van licht, tekent de gebieden van de aardse opgestane martelaren, verlossers en verhoogden, genaamd 'Christus'. Dit is de sfeer die, verdeeld in vele rijken, 'hemel' wordt genoemd en die wordt bevolkt met engelenscharen , verdeeld in 'tronen, heerschappijen, machten', enz. Hier stijgen uiteindelijk al degenen naar op die 'de wereld hebben overwonnen'.
D is de grote levende zon, die zou corresponderen met de top van de grote spirituele zon eronder. Het is een materieel centrum en bron, waaruit de stralen van materieel licht voortkomt, dat door zonnen, planeten, systemen en alle materiële lichamen de ruimte in straalt, en is de drager of materiële vorm, die de meer gesublimeerde stralen van de grote spirituele zon transformeert. Het wordt aangeduid door de stralen en zonnen van E, K, L en M.
De halve cirkel tussen P en N vertegenwoordigt een brandpunt van hemellicht afkomstig van de spirituele zon, en doet de fysieke centrale materiële zon van het universum ontstaan, die zo een combinatie wordt van etherische en gematerialiseerde elementen, waaruit de levenscentra van geest en stof stromen.
De som van alles lijkt een poging te zijn om de geest het idee van oneindige vooruitgang in tijd en eeuwigheid in te prenten. Oplopende sferen van geluk en verhoging voor de menselijke zielen; een grote centrale spirituele zon, en een corresponderende materiële lichtbron; beide mystiek gerelateerd aan de principes van ziel en lichaam, en beide centraliseren alle krachten van het zijn, en zenden in stralende stromen het eeuwige leven uit door firmamenten die dicht bezaaid zijn met werelden, omringd, zoals de aarde, met hun spirituele sferen; en allemaal ondersteund en gehandhaafd door de aantrekkingskracht van de onbegrensde en eeuwige zon van het leven, die we vaag aanbidden als 'God'.'
Wie het allemaal begrijpt mag het zeggen... maar de geesten daar in Ohio hadden toch al niet zo'n hoge pet op van ons begripsvermogen en hadden weinig zin om daar rekening mee te houden. Ze noemden zichzelf, ironisch bedoeld vermoed ik, 'king' - koning. Hieronder volgt een stukje tekst, door hen doorgegeven, (ook uit Emma's boek), waar de Bijbelse profeten nog bij verbleken.... Het zal de sfeer tussen spiritualisten en sceptici geen goed gedaan hebben.
"ALGEMENE REDE VAN DE KONING, DIENAAR EN GELEERDE VAN GOD."
De geest van één die zich bekend maakt onder de naam 'Koning', dienaar en geleerde van God, wenst zijn algemene toespraak te houden in het bijzijn van Jonathan Koons, zijn familie en anderen; ik heb hen uitgekozen vanwege de zuivere helderziende kracht en andere magnetische kwaliteiten die onder hen bestaat, waardoor geesten in staat worden gesteld meningen uit te spreken en op te schrijven die op deze manier niet vatbaar zijn voor vervorming door vooringenomenheid, of verkeerd voorgesteld door onwetendheid.
Dankzij het vurige verlangen van deze mensen om geestelijke waarheden te ontvangen, komen we bij hen. Toch weten we dat ons werk door velen zal worden verworpen en veroordeeld als de productie van hun koning-duivel, die ze beweren te verwerpen, maar die ze voortdurend dienen door de waarheid te kruisigen en alles te verwerpen wat in strijd is met hun eigen bekrompen trots en ijdele fantasieën.
Waarlijk, we vleien onszelf niet met de gedachte dat we welkom zijn bij die types, of bij degenen die dwepen met hun eigen meningen. We proberen ook niet onze woorden aan te passen aan de vooroordelen van de mens, zoals dat helaas het geval is bij veel van de manifesterende geesten van deze dagen. Maar hoe vreemd de vorm van menselijke spraak ook voor ons is, en de gedachten van engelen er onherroepelijk door begrensd worden, toch, voor zover woorden kunnen dienen, ben ik verplicht om te spreken over die goddelijke waarheid die ik ken, want de invloeden ervan reiken als een vlammend vuur dat uit de hemelse rijken van de Allerhoogste komt en als gerechtigheid over de aarde stroomt, het kaf van de leugen uit de korrels van de waarheid ziftend, totdat de uiterste delen van de aarde gevoed zullen worden met het brood van het eeuwige leven.
Velen zijn er die het beeld van Satan zo stevig in hun hart hebben gegraveerd dat ze alleen zijn spiegelbeeld zien als ze om zich heen kijken, of dat door henzelf getekende beeld gespiegeld zien in de gezichten van anderen. Ik weet heel goed dat zulke mensen mijn komst op die manier zullen zien. De fanaticus wil niets van mij weten, omdat ik, in strijd met zijn bekrompen geloofsovertuiging, heb gezegd dat ik van een mensenras ben dat leefde vóór hun fictieve Adam en daarmee aanspraak maak op een veel oudere staat dan zij in hun onwetendheid kunnen begrijpen. Ik moet nep zijn, of anders 'een kwade geest'. Als ik het aandurf om het masker van onwetendheid van de ogen van mensen te trekken en hun waarheden toon die lang verborgen waren in duisternis of versluierd werden door bijgeloof - als ik hun fictieve gedachten over God durf te verstoren, en hoe hij werkte in de dagen dat de mensen niet bekend waren met de middelen om hun geschiedenis vast te leggen en ze door te geven aan het nageslacht, dan roepen ze hun veelomvattende wachtwoord uit: 'Duivel!' Alles wat ze in hun kleinheid juist achten, noemen ze 'het Woord van God' en 'heilig', en alles wat ze niet kennen of begrijpen, heet 'het werk van Satan', of de woorden van 'heidenen'.
Verbijsterd kijken we naar dit broze en verblinde wezen, de mens! Zo broos, en toch meent hij zo sterk te zijn, dat een zwakke, kortstondige sterveling als hij het zich veroorlooft een natie de zijne te noemen, en hij het lot van miljoenen bepaalt; hun land verovert, hun goederen en huizen vernielt, en wetten uitvaardigt waardoor hij hun leven regeert, totdat het zijne binnen een minuut van hem wordt afgenomen, en dan wordt de sterke man een kluit klei…
Zo blind is de mens dat hij de gebeurtenis van het volgende moment niet kan voorzien, en toch net doet alsof hij weet wat God precies denkt, wil en doet, en hoe hij alle dingen heeft gemaakt, en wanneer hij tevreden of boos is; tevreden met een menselijke worm omdat hij wat woorden mompelde, en boos op een ander omdat hij vlees at op een dag dat hij alleen maar vis zou mogen eten: kortom, dit arme, blinde atoom beweert graag te weten waar hemelse engelen, die er al waren bij de geboorte van zijn planeet, nog liever nederig hun hoofd buigen dan doen alsof ze het begrijpen. En zo zit de mens in zijn donkere cel van onwetendheid, gewikkeld in de antieke lap die zijn voorouders hebben geweven, en denkt hij te wandelen in het licht van hemelse openbaring. Tastend in den blinde, doet hij alsof hij anderen de enige weg naar de hemel wijst. Levend tussen de dode beenderen zegt hij 'er is geen geest', en doet alsof hij uit de as van corruptie het dagelijkse brood verzamelt, voedsel voor de levende ziel. Hij kijkt naar de aarde om de hemel te vinden, naar stof om de geest te ontdekken; naar een allang dood en begraven verleden, om zijn scheepje door de huidige problemen te loodsen, of naar toekomstige havens te sturen. Hij maakt zichzelf tot koning en deelt dan Gods nalatenschap uit aan zijn medemensen, alsof de aarde van hem is, in plaats van gestolen van God. Hij maakt zichzelf tot priester en doet dan alsof hij paspoorten voor Gods hemelse koninkrijk verkoopt. Hij neemt de ladder van de patriarch weg waarop engelenvoeten neerdalen, en zet dan een van zijn eigen bouwsels op, gemaakt van oude mythen en moderne mysteries, en nodigt mensen uit om het te beklimmen, zonder hulp van engelen. Denk je dan, dat ik naar een wereld als deze wil roepen en toch verwacht gehoord te worden? Ik zeg je: dat gaat niet gebeuren, en toch spant de geest zich in voor mensen; en als misschien een of ander verdwaald en ronddolend schaap onze stem hoort en zich bij de gemeenschap van geestelijke waarheid verzamelt, zal ons werk niet tevergeefs zijn. Beladen met die ene ziel, kunnen we terugkeren naar onze hemelse Meester en zeggen: 'Ons werk is gedaan.' "
De beweging groeide, vooral in Amerika en Europa maar ook in andere werelddelen, en leidde tot heftige kritiek, vooral uit kerkelijke kringen (werk van de duivel!) en van de pers (bedrog!). Dat sommige mediums ontmaskerd werden, deed de zaak ook geen goed. Helaas bleef die kritiek bijna altijd het beste hangen (lees internet er maar op na), tot grote frustratie van de serieuze spiritualisten, want, zeiden zij, die kritiek is bijna altijd gebaseerd op onwil en vooroordelen. Als je wilt weten hoe het zit - kom het dan zelf meemaken! Zo leverde al die slechte publiciteit veel nieuwe bekeerlingen op. Maar de mediums hadden er wel onder te lijden. Zo is er het verhaal van de 'Fox-sisters' uit de begintijd: zij veroorzaakten een revolutie in het denken, toen ze kans zagen de klopsignalen die telkens weer te horen waren in hun omgeving, te linken aan een alfabet-methode, waardoor de boodschap duidelijk werd. In hun spoor volgden talloze andere mediums, en begon het spiritualisme aan haar opmars. Ondanks alle verklaringen van getuigen dat het harde geluiden waren vanuit verschillende richtingen, bleef de beschuldiging toch rondzingen dat ze het geluid met de gewrichten van hun tenen wisten te produceren. Een aantal jaren trokken Kate en Maggie Fox rond om séances te geven, hun oudere zus Lea was de organisator. Ze oogstten verbazing, bewondering, maar ook grote weerstand. In 1871 vertrok Kate naar Engeland, trouwde en kreeg twee kinderen. Haar zus Maggie volgde 1876. Ook in Engeland gaven ze de ene séance na de andere, meer als een soort circus-act dan als serieuze mediums. Volgens Arthur Conan Doyle, die hun leven beschrijft in zijn boek 'the history of spiritualism' ging het steeds slechter met ze, ook door te veel alcohol. Zuster Lea en andere spiritualisten kwamen langs om ze te waarschuwen, en dreigden zelfs hun kinderen mee te nemen. Woedend over zoveel bemoeizucht en een levenlang gedoe, besloot Maggie in 1888 officieel bekend te maken dat het inderdaad allemaal bedrog was geweest, en verwees daarbij naar het onwaarschijnlijke gewrichtenverhaal. Glorieus moment voor de pers! Een jaar later kwamen ze terug op hun 'bekentenis' (die hen 1500 dollar had opgeleverd maar ook een einde maakte aan inkomsten van séances en lezingen), maar het kwaad was al geschied. Kate en Maggie stierven kort daarna (1890/1892), in armoede. Arthur Conan Doyle, zelf spiritualist, kende hen persoonlijk en twijfelde niet aan hun mediamieke gaven, maar beschrijft ook hoe en waarom het zo fout kon gaan. Hij zegt:
Je moet een Vale Owen zijn voordat je Vale Owen-berichten ontvangt. Als het karakter van een sterk medium van karakter degenereert, zou ik verwachten dat de berichten ophouden of ook minder van kwaliteit worden. Dat geldt ook voor de boodschappen van een goddelijke geest, zoals die zo nu en dan gestuurd werden om de wereld te reinigen. Boodschappen voor een middeleeuwse heilige, voor Jeanne d'Arc, van Swedenborg, voor Andrew Jackson Davis, of voor de nederigste automatische schrijver in Londen zijn in principe gelijk, mits de impuls waar is. Elke boodschap is een ware ademtocht van gene zijde, en toch kleurt iedere tussenpersoon met zijn of haar persoonlijkheid de boodschap die doorkomt. Dus zien we dit wonderlijke geheim als door een donker glas, zo levend en toch zo onduidelijk. Het is juist haar grootheid waardoor het niet kan worden gedefinieerd.
Het karakter van het individu heeft dus niets met de zaak te maken. Betekent dat dan dat het karakter van het medium op geen enkele manier wordt beïnvloed door zijn gave? Zo is het nu ook weer niet. Onder de huidige omstandigheden is het medium overgeleverd aan bepaalde morele risico's die een sterk karakter vereisen om ze te kunnen weerstaan. De morele gevaren zouden minder worden als er alsnog een financiële vergoeding zou komen voor de pioniers die zichzelf hebben verwond door de poorten van kennis te forceren.
De gevaren zijn: verzwakking van de wil; de extreme zwakte na de zittingen, en de verleiding om tijdelijk verlichting te krijgen door alcohol. Ook in de verleiding tot bedrog als de kracht afneemt, en in de gemengde en mogelijk schadelijke geest-invloeden van een wisselende cirkel, samengekomen uit nieuwsgierigheid in plaats van religieuze motieven. De remedie is om mediums te onderscheiden; hen salarissen te geven in plaats van ze te betalen op basis van resultaten; het aantal van hun zittingen te reguleren en de deelnemers te checken, om ze zo verre te houden van de invloeden die de Fox-sisters overweldigd hebben, zoals dat in het verleden vaker gegaan is met de sterkste mediums.
Aan de andere kant zijn er fysieke mediums die zulke hoge motieven blijven vasthouden en volgens zulke religieuze regels werken dat ze het zout der aarde zijn. Het is dezelfde kracht die wordt gebruikt door de Boeddha en door de vrouw van Endor. De objecten en methoden van gebruik ervan bepalen het karakter.
In Engeland bestaat nog steeds een officieel kerkgenootschap van spiritualisten. Tegen 1900 ontstond er ook een bloeiende vereniging van spiritualisten in Nederland , op internet zijn nog wat afdelingen terug te vinden. Schrijvers uit deze kringen, bijna altijd zelf mediums, worden nog steeds gelezen en de moeite waard geacht. ik noem er een paar (er zijn er VEEL meer...).
ROBERT JAMES LEES (1849/1931) was een Engelse journalist en trad ook op als medium. Schreef zes boeken:
- Through the Mists (1898) / Door de nevelen (2013),
- The Life Elysian (1905), en
- The Gate of Heaven (1910)
- The Car of Phoebus/The Astral Bridegroom, -The Heretic, - My Books.
Het eerste boek is in 2013 door Marianne Rasser-van Doorn vertaald. Het begint zo...
'Ik hoorde in mijn geestelijke huis een weeklagen:
Al kon er maar één mens komen: het verhaal vertellen
Over zijn ervaringen aan de andere zijde;
De nevelen terugdringen, de portalen wijd open zwaaien
Opdat we zouden kunnen zien – kunnen begrijpen – kunnen weten!”
De beklemming hinderde me, en mijn hart zei: “Ga!”
Liefde moedigt me aan, maar onwetendheid biedt weerstand
Tegen de kracht waarmee ik deze ‘Door de Nevelen’ overhandig.'
1876 / 1944 JOHANNES GREBER, Duitsland/VS (studeerde theologie, RK priester van 1900-1925, vestigde zich in 1929 in Amerika. Vertaler Nieuwe Testament (met hulp van de geestenwereld) – boek 'Omgang met Gods geestenwereld' in vier delen: 1 persoonlijke ervaringen op het gebied van de mededelingen van geesten; 2 De wetten voor het verkeer van de geesten met de materiële schepping; 3 het geestenverkeer in de na-apostolische en in de tegenwoordige tijd; 4 mededelingen van de goede geestenwereld over de grote vraagstukken van de religie. 1e Ned. druk 1932, uitgeverij Synthese 1987, 4e herziene druk 2007).
Een stukje uit de inleiding:
'Als er een hiernamaals is en daar een geestenwereld bestaat, dan kan ons het bewijs daarvoor slechts worden geleverd, wanneer de geesten zelf tot ons komen en ons onderwijzen. Want zij alleen kunnen ons omtrent de grote vragen over het voortleven inlichten. ... Men heeft de leer van het verkeer van de geestenwereld met de mensen de naam van 'spiritisme' gegeven. Dit woord staat tegenwoordig bij de grote massa in een kwade reuk, ofschoon de meesten niet weten wat het betekent... De kerken staan in hun strijd tegen het spiritisme in de eerste rij. Daarover moet men zich weliswaar zeer verwonderen, want juist de kerken leren, dat haar religieuze waarheden door verkeer met de geesten zijn ontvangen... De kerken kunnen dus het verkeer met de geesten, waarvan de bijbel spreekt, niet ontkennen, als zij de tak niet willen afzagen, waarop zij zelf zitten. Hun strijd tegen het spiritisme denken zij te rechtvaardigen door de bewering dat in de bijbel het verkeer van de mensen met de geestenwereld verboden zou zijn, want daarin staat: 'Gij zult niet aan de doden vragen'. (Leviticus 19:31)
Wat verstaat de bijbel daaronder? Waar de bijbel van de 'doden' spreekt, bedoelt zij niet de door de aardse dood van het lichaam gescheiden geesten, maar de geestelijke doden. De 'doden' zijn de door ongeloof en afvalligheid van God gescheidenen. Het zijn de geesten der duisternis. Het 'rijk der doden' is het rijk van Lucifer, het rijk van de tegenstanders van God, het rijk van de leugen en van het onheil.
Volgens de bijbel is er een rijk der 'doden' en een rijk der 'levenden'. De mensen hebben de mogelijkheid om zich met de geesten van beide rijken aan gene zijde in verbinding te stellen. Zij kunnen inlichtingen ontvangen van de 'geestelijk doden', dat is een vragen aan den boze, of, zoals de bijbel het uitdrukt: een vragen aan de doden; óf zij wenden zich tot de 'levenden' aan gene zijde, - dat is een vragen aan de goede geestenwereld, of, zoals de bijbel het noemt: Een vragen aan God.
Het om raad vragen aan de 'doden' zijnde de van God afgevallen geestenwereld, zou de grootste belediging van God zijn. Het zou afgodendienst zijn, want deze bestond immers uit de verbinding met de kwade geesten. De dodenbezweerders uit de oude tijd stonden algemeen bekend als mensen, die zich bewust en opzettelijk met de machten der duisternis - de demonen - in verbinding stelden. Vandaar Gods strenge gebod in het Oude Testament, de 'dodenbezweerders' uit te roeien uit het midden van het volk.
Er is dus slechts één bepaalde wijze van geestenverkeer, die aan de mensen volgens de bijbel wordt verboden, namelijk het verkeer met de boze geesten. In plaats hiervan moet de mensheid de gemeenschap met God en dus met de goede geestenwereld zoeken... De oproep om God te raadplegen werd door de gelovigen van alle tijden trouw nagekomen. Bij de Israëlieten was het vragen aan God een dagelijks gebeuren. God antwoordde op de meest verschillende wijzen. Zijn geestelijke boodschappers stonden met de gelovige mensen steeds in verbinding. Wij komen ze overal tegen in de berichten van het Oude en Nieuwe Testament.
Wanneer wij ons als gelovige dienaren van God of op zijn minst als eerlijke naar waarheid zoekenden met de goede geestenwereld in verbinding trachten te stellen, doen wij daarmee dus niets verkeerds, doch gehoorzamen wij aan één van Gods geboden. Het is een belangrijk gebod, want de verbinding met de goede geestenwereld is de enige weg, welke leidt tot de waarheid. Een andere weg is er niet.'
1896 / 1986 ANTHONY BORGIA, Engeland/Italië (spiritualisme-medium; studeerde muziek, paranormale wetenschap) – boek 'Het leven in de ongeziene wereld' 1955 (Life in the world unseen 1954): de inhoud is, vlg. A. Borgia, doorgegeven door monseigneur R.H. Benson, schrijver, tijdens zijn leven op aarde een Anglicaanse priester, die later overstapte naar de R.K. kerk. Borgia schreef nog meer boeken, ter aanvulling.
In het eerde deel geeft de verteller een verslag van zijn overgang van het aardse naar het bovenaardse leven en zijn daaropvolgende reizen door de verschillende delen van de gebieden van de geestelijke wereld. In het tweede deel behandelt hij een aantal belangrijke en interessante feiten en facetten van het geestesleven.
Een stukje tekst uit deel I:
...'Sindsdien heb ik geleerd, dat het een heel moeilijke, bijna gevaarlijke opgave is om te proberen de leeftijd van de mensen hier te schatten! Want men moet weten dat het wet is bij onze geestelijke vooruitgang het voorkomen van de ouderdom, zoals men die op aarde kent, af te schudden. We verliezen de rimpels, welke de oude dag en de wereldse zorgen op ons gezicht hebben gegrift, evenals de andere kenmerken van het vervliegen der jaren. Ons uiterlijk verjongt, wanneer we toenemen in kennis, wijsheid en geestelijke kracht. Ik bedoel niet, dat ons uiterlijk zo bijzonder jeugdig wordt, noch dat we de uiterlijke symptomen van onze persoonlijkheid verliezen. Als dat gebeurde, zouden we allemaal van een dodelijke gelijkvormigheid zijn, maar we keren waarlijk terug of gaan vooruit al naar onze leeftijd bij ons sterven, naar wat we altijd als de bloei van het leven hebben beschouwd.'
1906 / 1975 W.A.H. MULDER-SCHALEKAMP, Nederland (spiritualisme-medium) – vier boeken:
- De doden spreken
- Op de grens van twee werelden
- De bron der wijsheid
- EMED Zijn leven aan Gene Zijde (uitgeverij Strengholt's boeken), 1971, 4e druk 1985
Stukje tekst uit het voorwoord:
'Waar ik in het werk 'Op de grens van twee werelden' uit eigen ervaringen mocht putten en de lessen van hen aan Gene Zijde mocht aanvullen met voorvallen uit mijn spiritualistische zittingen, dit werk wordt geschreven door Emed, die mij slechts als instrument gebruikt en een antwoord wil geven op de zo dikwijls gehoorde stelregel, dat 'nog nooit iemand uit de dood terugkeerde' en dat dit onbekende land nimmer door iemand werd betreden die ervan te vertellen wist.
Men verwart hiermede de stoffelijke dood, want inderdaad keerde men nooit terug uit die dood, maar de GEEST leeft en vervolgt zijn weg en het is de Geest, die vrij en frank gaan kan waar hij dit wenst en zijn bevindingen van uit dat Land aan Gene Zijde aan de mensen op Aarde wil brengen met welhaast geen ander doel dan de mens bewust te maken van zijn toekomst, hem te laten weten, dat mét de stoffelijke dood zijn bestaan geenszins ophoudt, maar eerst een aanvang neemt, zodat het einde dus een begin kan zijn.
Voor hen die niets weten van spiritualisme, mediumschap en die wondere wereld aan Gene Zijde, moet ik hieraan toevoegen dat zij begrip dienen te verkrijgen voor dit werk, dat door mijn handen geschreven werd, maar waarbij mijn menselijke vermogens werden overgenomen door mijn geleide-geest 'Emed', daar ik de omgeving, waar hij leeft en werkt, niet heb betreden en ik de beschrijving daarvan aan hem moet overlaten.'
LOES VAN LOON, Nederlands spiritualistisch medium; schrijft samen met haar gids Hebenes acht boeken in de periode tussen 2000 en 2015. Fijn om te lezen en zeker ook leerzaam.
- Door Licht verbonden' (uitg. Petiet, Barchem)
- Wij zijn allen op weg naar de vervolmaking
- In liefde zal men wederkeren
- U wordt gedragen door onze liefde
- Dolende zielen worden gered
- Liefdeslicht doorbreekt zielepijn
- Kiezen voor liefde biedt geborgenheid
- Gedragen door de alkracht .
Loes leidt (2021) her en der nog wel paranormale avonden. Ze heeft géén website, mensen die een consult willen zullen hun gids om hulp moeten vragen...
Een stukje tekst uit 'Door licht verbonden' (hoofdstuk 13):
...'Lieve Hebenes, wil jij iets vertellen over Gene Zijde?' ... Als iemand overgaat, of zoals jullie dat noemen 'sterft',, wordt hij opgehaald door zijn gids en een geliefd persoon. Ik zal je vertellen hoe ik dat ervaren heb. Na mijn laatste leven ging ik over en ik zag een groot wit licht. Mijn gids, Argire, vewelkomde mij en mijn moeder was er ook bij. Ik was verward en bang en voelde mij verdrietig omdat ik jou (toen mijn vrouw) achterliet. Mijn moeder liet mij weten dat ik niet bang hoefde te zijn en vertelde mij dat ik spoedig mijn zoon Gabriël zou terugzien. Maar dat ik eerst de rust zou krijgen die ik nodig had om mijn verdriet om het heengaan te verwerken. Ik huilde bittere tranen om het verlies van jou en verdere familieleden. Ik zag een gammele brug, waar ik niet overheen durfde, omdat ik dacht dat deze zou bezwijken onder mijn gewicht. Mijn gids stelde mij gerust en zei me dat ik moest vertrouwen in zijn liefde en omdat mijn moeder zonder schroom de brug over ging, liet ik mij overhalen haar te volgen. Op het moment dat ik in vertrouwen de brug opstapte, zag ik dat deze beslist niet gammel was, maar juist erg solide en ik verbaasde mij over deze verandering.
Ik vroeg aan Argire hoe dit toch mogelijk was en deze vertelde mij dat ik door mijn angst de gammele brug had gecreëerd. Dat iedere gedachte die men zich hier vormt, de realiteit weergeeft, want de gedachte vormt voor iedereen zijn eigen realiteit. Aan het eind van die brug zag ik een groot wit licht en daar aangekomen zag ik ontzettend veel andere mensen, beter gezegd andere zielen, druk in de weer met allerlei opdrachten. Het deed me denken aan een mooie jaarmarkt en het was een drukte van belang. Omdat ik even daarvoor ziek en moegestreden was overgegaan, werd ik door mijn gids in een soort lichtkoepel gezet en totaal onverwacht voelde ik mij weer als herboren. Ik voelde me schoon en fris en toen ik keek zag ik dat ik een soort kleed aan had, lichtblauw van kleur. Dat verwonderde mij zeer, omdat ik me helemaal niet had verkleed, maar Argire vertelde mij dat dit werd gecreëerd door de gedachte dat ik mijzelf schoon en fris voelde.'
Naar schrijvers over bijna-dood-ervaringen >