Thomas van Aquino - doctor Angelicus
Na Augustinus en Dionysius is Thomas van Aquino (1225-1274) een zeer invloedrijke theoloog die uitgebreid over engelen sprak in zijn belangrijkste werk, de Summa Theologica. Hij werd geboren in Italië, studeerde in Parijs en sloot zich aan bij de Dominicaner orde. Hij gaf les in Parijs en in verschillende steden van Italië. In 1323 werd hij heilig verklaard, en in 1567 uitgeroepen tot kerkleraar. Als één van de beroemdste heiligen doen er uiteraard mooie verhalen over hem de ronde. Over zijn mystieke ervaringen bijvoorbeeld, hoe hij na zo’n visioen weigerde verder te gaan met zijn boek – al die theologie leek hem nu als stro… Een ander verhaal gaat over de tijd dat hij als jonge man opgesloten werd door zijn ouders, die hem niet naar de Dominicanen wilden laten gaan. Zijn broers huurden een mooie vrouw in om hem te verleiden – maar Thomas weigerde, en kreeg daarop hulp van Boven: een paar engelen kwamen hem een kuisheidsgordel brengen. Die gordel is tot op de dag van vandaag te vinden in Chieri, ten zuiden van Turijn. Zeggen ze. Een laatste weetje – of toch roddel? Thomas was zó dik, dat er een stuk uit de kerkbank gezaagd moest worden om hem te laten zitten.
Maar schrijven kon hij, en hieronder vind je een korte samenvatting (meestal in mijn eigen woorden naverteld) van de belangrijkste punten in zijn Summa Theologica over engelen (de hoofdstukken 106 t/m 113). Een uitgebreidere versie, bestaande uit letterlijke citaten, vind je hier in de bijlage.
106) Alle engelen staan in direct contact met God, zij die het dichtste bij God staan begrijpen het wat beter en geven hun kennis weer door aan de anderen. Zij oefenen geen macht uit, maar doen wel hun best ons over te halen om te kiezen voor de liefde. Als er sprake is van ‘hogere’ of ‘lagere’ engelen is het criterium hoe dicht ze zich bij God bevinden. Dan weten en kunnen ze meer, en geven ze dat ook weer door. Maar de ontvangst is altijd wat gebrekkiger, daarom blijft er verschil bestaan.
107) Bij ons is wat we denken ons geheim, tot we ervoor kiezen om het te delen, en dan moeten we iets doen – dat geldt niet voor engelen. Zodra ze besluiten te delen, weet de ander dat meteen. Zij kunnen God ook informatie vragen als hen iets nieuws te doen staat. Ook in hun gesprekken met elkaar doet afstand er niet toe, ze zien wat voor hen bedoeld is, als de degene van wie de gedachte is, zich door zijn wil richt tot de ander.
108) In de engelengemeenschap is alles gemeenschappelijk maar er is wel verschil in ontwikkeling en wijsheid en daarom hebben ze verschillende taken. Mensen kunnen, door de genadegaven – en niet door hun natuur – worden opgenomen in de koren der engelen. Volgens Augustinus kunnen er geen mensen- én engelenscharen zijn, maar is er maar één, omdat de zaligheid van ons allemaal bestaat uit het aanhangen van de éne God. De heiligen hebben, ook na dit leven, dezelfde menselijke natuur als wij. Daarom mengen zij zich niet in de aangelegenheden van de levenden. Toch wordt hen soms, bij leven of na hun dood, toegestaan zoiets te doen, door het doen van wonderen of bedwingen van duivels of iets dergelijks.
109) Deze kwestie bespreekt de ‘rangorde der slechte engelen’. Er is een orde: het goede kan namelijk wel zonder kwaad gevonden worden, maar niet het kwade zonder goed. Voor zover de duivels dus een goede natuur hebben, zijn ze ook geordend. Van God uit bezien is die orde heilig: Hij gebruikt de demonen voor zijn doel. Vanuit de duivels gezien is ze níet heilig, omdat zij hun natuur misbruiken tot het kwaad. Maar die natuurlijke rangorde maakt wel, dat er ook leiderschap bij hen is. Hun eendracht heeft niets te maken met vriendschap, maar met boosheid, waardoor ze mensen haten en Gods gerechtigheid bestrijden. Daar worden die hogeren in rang niet beter van, aangezien kwaad doen vooral bijdraagt tot de ellende. Dus betekent de leiding hebben bij het kwade vooral ellendiger zijn… Hoger of lager, ze kunnen elkaar hooguit verder van God verwijderen, maar wel elkaars gedachten lezen.
Duivels zijn onderworpen aan de leiding van goede engelen, omdat de hele orde van leiderschap allereerst en oorspronkelijk in God is, en door de schepselen wordt gedeeld naar mate zij dichter bij God staan: die schepselen die volmaakter en God meer nabij zijn hebben invloed op andere. De hoogste volmaaktheid, waardoor men tevens God het dichtst nabijkomt, is die van de schepselen, die God genieten, zoals de heilige engelen: van die volmaaktheid zijn de duivels beroofd. En daarom hebben de goede engelen leiding over de boze, en worden deze door hen beheerst. De heilige engelen zijn de bedienaars van de goddelijke Wijsheid. Zoals dus de goddelijke Wijsheid toelaat, dat er door boze engelen of mensen kwaad gebeurt, om het goede, dat Hij daaruit voortbrengt, zo verhinderen ook de goede engelen de boze niet geheel om kwaad te stichten.
110) De stoffelijke schepping wordt beheerd door engelen. De kerk zowel als Plato zei al, dat over de verschillende lichamelijke dingen verschillende geestelijke zelfstandigheden gesteld zijn. Engelen werken met de natuur, ze kunnen het niet helemaal naar hun hand zetten. Maar zoals eb en vloed van de zee niet het gevolg zijn van de zelfstandigheid van het water maar van de kracht van de maan, zo kunnen nog veel eerder sommige plaatselijke bewegingen een gevolg zijn van de kracht van de geestelijke zelfstandigheden (latijn: ‘spiritualibus substantiis’).
111) Mensen kunnen de goddelijke openbaringen die de engelen doorgeven niet zomaar begrijpen, daar hebben ze hun fantasie bij nodig. Maar zoals een blindgeborene zich geen kleur kan verbeelden, berust onze verbeelding toch op wat wij al kennen en hebben waargenomen. Toch wordt ze soms gevormd door inwendig bewaarde indrukken, zodat de fantasie in beweging komt. De engel kan ons op die manier laten zien wat wij al kennen, maar dan anders. Soms worden er beelden opgewekt, en tegelijk het verstand verlicht zodat we alles begrijpen, dat gebeurt niet altijd. Maar we kunnen er wel van leren! Als we willen… en die wil kan alleen door God effectief beïnvloed. Mensen en engelen lukt dat alleen door overreding. Voor mensen komen daar dan nog de invloed van gevoelens bij, zoals verlangen, en boosheid. Engelen kunnen daarop inwerken, maar we blijven vrij om daaraan toe te geven of niet.
112) De stoffelijke schepping wordt beheerd door engelen: zij kunnen focussen op één plek en daar dan zijn. Ze werken in opdracht van God. De hogere engelen hebben een andere taak.
113) Het was nodig om mensen een engelbewaarder mee te geven (soms méér dan één) omdat ze geneigd zijn van het goede af te wijken. Zij beschermen ook belangen waar we ons niet eens van bewust zijn. Zo hebben ze het heil van ieder mens voor ogen. Zolang we als pelgrims een aardse onveilige weg gaan, is ons een engelbewaarder gegeven – en wel vanaf de geboorte. Die engel is niet altijd in de buurt, maar ook als hij in de hemel is weet hij wat er met de mens gebeurt en kan in een ogenblik aanwezig zijn.
Naar bijlage: citaten uit de betreffende hoofdstukken van de Summa Theologica -->