U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

Ontwikkeling engelenbeelden in de bijbel

Israël, 1300 vCIsraël, 1300 vC

Samen met het godsbeeld veranderde in het oude Israël ook het denken over engelen. Het begint met El, die aan het hoofd staat van een hemelse raad van goddelijke wezens. De leden van de oude raad van El worden later tot dienaren van JHWH, die hem verantwoording schuldig zijn. Zodra JHWH als koning wordt beschouwd, wordt de godenvergadering tot een hofstoet die hem omringt, zijn troon bewaakt en draagt. Contact met mensen verloopt dan steeds meer via leden van die hofstoet, de engelen, zoals aardse hofhoudingen ook hun gevolmachtigden kenden, die het koninkrijk doorkruisten. Zij hadden ook een beschermende taak ten opzichte van andere afgezanten van de koning. Vóór die tijd, in de oudere verhalen, maakt God veelal rechtstreeks contact, al lijkt hij zich vooral te richten tot profeten, priesters of volksleiders. In hoeverre hier al sprake was van een 'gevolmachtigde' - oftewel engel - valt moeilijk te achterhalen. Ook de profeten spraken in termen van 'God zegt'...

 

Hoe het er in de gewone familieverbanden aan toe ging, daar horen we weinig tot niets over. Uit de talloze beeldjes die gevonden zijn, kan je opmaken dat de Israëlieten vooral bescherming en hulp zochten bij voorouders, plaatselijke goden en natuurgoden. Daarnaast is er dan de staatsgodsdienst, met de tempel voor JHWH te Jeruzalem, waar trouwens ook een groot deel van de tijd beelden van andere goden en godinnen te vinden waren. Het idee van hogere en machtiger goden en lagere goddelijke wezens en ook bodes, bestond dus al heel vroeg (hoe zouden die machtige goden het zónder kunnen stellen) . 

 

De omslag begon zo'n 2700 jaar geleden, toen het grootste deel van de Israëlitische elite verbannen werd naar Babylonië (het huidige Irak) en de tempel werd vernietigd. Daar, ver weg van hun geboortegrond, begonnen zij de oude verhalen van hun volk op te schrijven en te redigeren. Zij beschreven dat vanuit een nieuw gezichtspunt: de overtuiging dat er maar één God is, de hunne. Alle andere worden tot 'afgoden' gedegradeerd. Het idee van één wereldgod schept onvermijdelijk in de loop van de tijd meer afstand tussen het menselijke individu en deze hoge God. Een afstand die je in de maatschappij terug zag, waar koningen uit een ver land hun machtsgebied uitbreidden tot grote wereldrijken waar Israël maar een klein onderdeeltje van was. 

 

De benaming ‘engelen’ – oftewel ‘boodschappers’ gold in eerste instantie niet voor de cherubs en de serafijnen. De serafijnen zijn vooral Gods dienaren die hem eerbiedig loven in zijn tempel, terwijl de cherubs fungeren als Gods troon en wagen.

 

Pas in later eeuwen ontstaat er een uitgebreider soort ‘engelen-theologie’, nauw verbonden met de apocalyptische eindtijdverhalen waarin engelen altijd een grote rol spelen. Het worden er steeds méér en ze krijgen steeds vaker een naam en een omschrijving van hun te onderscheiden functies. Alle hemelse wezens vallen voortaan onder de algemene term ‘engelen’ en worden ondergebracht in een soort hemelse hiërarchie. Langzamerhand krijgen niet alleen de cherubs en serafs vleugels, maar álle engelen. Nu ontstaan (vaak met een verwijzing naar Genesis 6, het verhaal van de ‘zonen van God’ die voor chaos zorgden op de aarde) ook de verhalen over gevallen engelen die in opstand komen tegen de wil van God en het kwaad op aarde brengen. De wereld wordt dan tot een strijdtoneel, waarbij de goede machten strijden tegen de kwade. De gevallen engelen krijgen ook eigennamen, zoals Satan. De engelen nemen ook steeds meer taken over van de oude oorlogsgoden en natuurgoden. Engelen die macht hebben over natuurverschijnselen, of die samen een groot leger vormen, de 'hemelse heerscharen'. God kreeg een enorme hofhouding, met vier of zeven aartsengelen aan de top. Dit zie je vooral terug in wat later ontstane bijbelboeken als Daniël, en de apocriefe boeken Tobit, Judith en Wijsheid. 

 

detail schildering van Masolino da Panicale, 1435: (God kijkt toe bij) doop van Jezusdetail schildering van Masolino da Panicale, 1435: (God kijkt toe bij) doop van Jezus

Met deze ontwikkelingen ontstond de ruimte voor de  engelen, zoals wij die nog steeds kennen. Via hen kon contact tussen God en ieder mens persoonlijk worden onderhouden. Het bood tevens ruimte aan alle andere vormen van religieuze verering. De meeste naburige volken in bijbelse tijden kenden deze ontwikkeling niet, en hielden vast aan het idee van eigen goden en godinnen, die hun macht vooral aanwendden om deze eigen groep te steunen. Die overtuiging heeft Israël ook nooit van zich af kunnen schudden. Ondanks hun geloof in één wereldgod bleef het toch een God die speciaal Israël toebehoorde, hun had 'uitverkoren' om speciaal zíjn volk te zijn. Later nam het christendom die overtuiging over: het waren niet langer de joden, maar de christenen die op de speciale aandacht van deze God konden rekenen. Zijn engelen bekommerden zich ook uitsluitend om deze groep - alle anderen waren de 'heidenen', die niet verder kwamen dan 'afgoderij': zij moesten zich eerst maar eens bekeren tot geloof in deze enige ware God....

 

Gelukkig hebben de Lichtwezens zich nooit iets aangetrokken van deze bekrompen ideeën. Welke namen we ze ook weten te geven - voorouders, goden, godinnen, engelen, gidsen... over de hele wereld zijn ze bekend en is er op de één of andere manier contact. Elke cultuur weefde daar ook weer haar eigen verhalen en theologie om heen. Wij houden ons hier vooral bezig met de christelijke cultuur, die weer haar wortels heeft in de joodse. De laatste eeuw is de aandacht en het respect voor andere godsdiensten steeds verder gegroeid, en beïnvloedt dat ook onze kijk op die ene, hoogste God en de rol van engelen. We beginnen in te zien, dat iedereen hoogstens een klein tipje van de goddelijke sluier weet op te lichten, en dat alle verhalen en ideeën over Lichtwezens verder voor een belangrijk deel de verlangens en emoties en denken van de desbetreffende mensen en hun tijd en cultuur weerspiegelen. Lichtwezens bestaan - een overweldigend aantal aardse getuigen hebben hun ervaringen gedeeld, hadden ontmoetingen, hoorden stemmen, kregen visioenen. Maar veel méér dan dat valt er niet met zekerheid over te zeggen. Dat maakt alle literatuur eromheen niet minder belangrijk. Het kan ons meenemen in de richting van het Licht, zoals die lange stoet van getuigen uit de geschiedenis ook voor ogen had. 

Angelus Novus, 1920, Paul Klee. Israël museum JeruzalemAngelus Novus, 1920, Paul Klee. Israël museum Jeruzalem 

 Naar de apocriefe boeken: