U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

De Cherubs

De eerste engelen die we in de bijbel tegenkomen zijn de ‘cherubs’ (Nederlandse meervoudsvorm) of ´cherubim´ (Hebreeuwse meervoudsvorm). Ze worden in het oude testament nog zo'n 90 keer genoemd, meestal worden muurschilderingen bedoeld, wandkleden of beeldhouwwerken, zoals de twee cherubs op de ark in de tempel. Je vindt ze in het hele oude Midden-Oosten terug. In het eerste boek Genesis, hoofdstuk 3:24 stuurt God Adam en Eva weg uit het paradijs, ‘en plaatste aan de oostkant van de tuin van Eden de cherubs en de vlam van het wentelde zwaard, om de weg naar de boom des levens te bewaken.’

 

De Cherubim verschijnen hier dus om te beginnen als bewakers van de levensboom. Dat was een bekend beeld in het Oude Midden-Oosten, de tempelmuren in Jeruzalem stonden er vol mee. De rijen cherubs worden daar telkens afgewisseld door een ‘palmet’, een gestileerde boom. Ze hebben twee hoofden (van een mens en een leeuw) die links en rechts gericht zijn op de palmet. 

 

Zij symboliseren waarschijnlijk een bepaalde energie, een kracht: de palmet staat voor de aardse energie (de boom was ook het symbool van de godin) van ontvankelijkheid, vruchtbaarheid, groei; de cherub als de bewaker, drager èn transporteur van de goddelijke energie. Om een indruk te krijgen van dergelijke versieringen twee voorbeelden uit het boek van Othmar Keel ‘Die Welt der altoriëntalischen Bildsymbolik und das Alte Testament´ :

rolzegel cherubs en bomenrolzegel cherubs en bomen

Amulet cherubs en boomAmulet cherubs en boom

 

 

 

 

 

 

 

Van die eerste cherub-bewaker uit Genesis 3 hebben we geen bijbelse beschrijving. Dacht de schrijver aan de ‘bewakers’ die vaak te vinden waren bij heilige plaatsen, zoals de enorme uit zandsteen gehouwen ‘sfinxen’ (Egypte), of de soortgelijke ‘karibu’  (het woord is afgeleid van ‘groots’ of ‘machtig’; zij waren half mens half stier) in Mesopotamië, de ‘karabu’  (‘genadig’) in Assyrië of de Sumerische ‘kir’rib’ (‘gestalte vol schittering’)? 

wachter-leeuw tempel Hazorwachter-leeuw tempel Hazor

 Het woord ‘cherub’ is daaraan verwant. Hun bijzondere kracht werd vaak uitgedrukt door een leeuwenlijf met flinke klauwen. Het hoofd was meestal menselijk, soms (in Assyrië en Babylonië) een pure diergestalte. In het boek van Othmar Keel staat een tekening van zo’n cherub-leeuw gevonden bij de Kanaänitische tempel van Hazor.

 

 

 

Stormgod beeldje LouvreStormgod beeldje Louvre

  

 

Het verhaal in Genesis voegt er nog een attribuut aan toe: de ‘vlam van het wentelende zwaard’. Dat is waarschijnlijk een omschrijving van de bliksem, en doet denken aan de oude Kanaänitische stormgod, Baäl, die heel vaak afgebeeld wordt met een opgeheven arm waarmee hij de bliksem door de lucht werpt. Ook hij maakte gebruik van cherubs: zij trokken de wolkenwagen van Baäl door de lucht.

 

 

 

 

 

 

  

Stormgod Hadad in wagen getrokken door cherubsStormgod Hadad in wagen getrokken door cherubs

 

In psalm 18:10-11 doet JHWH iets dergelijks:

‘Hij schoof de hemel open en daalde af,

duisternis onder zijn voeten,

hij besteeg de cherub en vloog,

zwevend op de vleugels van de wind.’

 

We kunnen Baäl niet zomaar vereenzelvigen met JHWH, de God van Israël, maar overeenkomsten zijn er zeker. Bij beiden is de cherub een belangrijke dienaar uit de naaste omgeving. Hij kon, zoals in Genesis 3, ingezet worden om namens God de levensboom te bewaken, en daarbij beschikken over een hemels wapen – de bliksem. Zo, wat verder verwijderd van God, vertegenwoordigde hij toch zijn macht. Dergelijke cherub-helpers zie je ook bij veel oude goden- en godinnenbeelden, en bij vorsten: naast de troon bevindt zich links en rechts een cherub. Soms werden ze zelfs gebruikt als rijdier. Zo komen we de cherubs ook bijna altijd tegen in de bijbel, waar God zo'n 80 keer beschreven wordt als ‘Hij die op de cherubs troont’.

 

Troon van koning Achiram van BiblosTroon van koning Achiram van Biblos

 Cherub als troon voor oude godinCherub als troon voor oude godin

Cherub-zelf als troon voor oude godin

 

 

 

 

De beschermende cherubs rond de troon vinden we ook terug in het hart van de tempel, naast de ‘ark van het verbond’. 1 Koningen 6:23-28:

Van het hout van de aleppo-den liet Salomo twee cherubs maken van tien el hoog, die bestemd waren voor de achterzaal. Elk van hun vleugels mat vijf el; de afstand van vleugelspits tot vleugelspits bedroeg tien el. Dat gold voor beide cherubs, ze waren gelijkvormig en even groot, allebei tien el hoog en met een spanwijdte van tien el. Ze werden zo in de achterzaal geplaatst dat de vleugel van de ene cherub de ene muur raakte en de vleugel van de andere de andere muur. Ze stonden rechtop, met  hun gezicht naar de grote zaal. Hun andere vleugels raakten elkaar precies in het midden van de zaal. Ook de cherubs liet hij vergulden.

 

Alweer: geen beschrijving van de cherubs zelf. Het meest waarschijnlijk lijkt ook hier twee sfinx-achtige figuren, met ieder twee gigantische vleugels (een ‘el’ zou ongeveer 50 cm zijn). Cherubs zijn niet alleen ‘teken van Gods heerlijkheid’ (Hebr.9:5) ze functioneerden ook als de ‘troon van God’, die, als hij uit de hemel afdaalde naar de tempel, bovenop die grote vleugels ‘zat’, met de ark als zijn voetenbank (1 Kron. 28:2).

 

Die ark was al veel ouder, gebouwd in de tijd dat het volk Israël door de woestijn trok en bestemd als opbergplaats voor de twee stenen tafels waarop de tien geboden stonden. De deksel was van goud, en ook daar stond aan beide uiteinden een massief gouden cherub, met de gezichten naar de deksel gekeerd, en hun vleugels er beschermend over uitgespreid (Exodus 25:17-22). ‘Daar zal ik je ontmoeten’, zegt God dan tegen Mozes, ‘en vanaf die plaats, boven de verzoeningsplaat, tussen de twee cherubs op de ark met de verbondstekst, zal ik met je spreken en je alles zeggen wat ik van de Israëlieten verlang.’  Deze ark stond in een tent. De tentstof wordt zelfs omschreven als ‘samengeweven cherubim’: de stof is vol van de beschermende kracht van de cherub.

 

Twee kleine cherubs óp de ark, en (later in de tempel) twee veel grotere cherubs aan beide kanten náast de ark. En hoe God daar dan zat is natuurlijk een veel te materiële vraag. Exodus 40:34-36/38 omschrijft het heel mooi: ‘Toen werd de ontmoetingstent overdekt door een wolk en werd de tabernakel gevuld door de majesteit van de Eeuwige. Mozes kon de ontmoetingstent niet meer binnengaan, want de wolk rustte daarop en de majesteit van de Eeuwige vulde de tabernakel. Zolang hun tocht duurde, rustte overdag de wolk van de Eeuwige op de tabernakel, ’s nachts verscheen er een vuur in, dat voor alle Israëlieten zichtbaar was.’

 

 

 

 

De cherubs op de ark zijn in de geschiedenis vaak afgebeeld, al zijn het zelden de angstaanjagende leeuwachtige bewakers van vroeger. De bekendste is misschien wel de chique uitvoering uit de Indiana-Jonesfilm, in mini-formaat na te bestellen...

 

 

NBG-site afbeelding cherubs in de tempel bij de arkNBG-site afbeelding cherubs in de tempel bij de ark

 

 

 

 

 

Meer oog voor de bijbelse omschrijvingen heeft de NBG-site:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

En de vrolijkste eigen-uitvoering met voor de verandering Maria op de ark-troon, is te vinden in de St. Stanislauskerk te Chigaco... 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een variant van de ‘cherub’ vinden we bij de hemelse visioenen van de profeet Ezechiël. Meteen al in het eerste hoofdstuk ziet hij vier hemelse wezens, in het midden van een vuur van bliksemflitsen. ‘Zo zagen ze eruit’, zegt hij: ‘ze leken op mensen maar ze hadden elk vier gezichten en vier vleugels. Hun benen waren recht en hun voeten, die blonken als gepolijst koper, leken op de hoeven van een kalf. Aan hun vier zijden, onder hun vleugels, zag ik mensenhanden. De gezichten en vleugels van de vier wezens zagen er zo uit: hun vleugels raakten elkaar, en omdat ze aan elke kant een gezicht hadden, hoefden de vier wezens zich niet om te draaien als ze zich voortbewogen. Hun gezichten leken van voren op het gezicht van een mens en van rechts op de muil van een leeuw, van links op de kop van een stier en van achteren op de bek van een adelaar. Dat waren hun gezichten. Twee van hun vleugels waren naar boven uitgespreid en raakten elkaar, en met de andere twee bedekten ze hun lichaam. Elk van de wezens bewoog zich recht vooruit, waarheen de geest van God hen ook maar dreef, en ze hoefden zich, waarheen ze ook gingen, niet om te draaien. Ze leken op iets dat eruitzag als brandende, vurige kolen; ze zagen eruit als fakkels. Er ging vuur heen en weer tussen de wezens, een gloeiend vuur, en er kwam bliksem uit het vuur. En zo flitsten de wezens heen en weer, als bliksemstralen.’

God in de hemel op de cherubs, schildering uit de church of hosios David, Thessalonici, 6e eeuwGod in de hemel op de cherubs, schildering uit de church of hosios David, Thessalonici, 6e eeuw

 

Ezechiël herkent deze wezens niet meteen als cherubs, dat gebeurt pas in hoofdstuk 10, bij een volgend visioen waarin zij opnieuw verschijnen. Beide keren is er ook sprake van grote ‘wielen’. De eerste keer zijn alleen die wielen, maar later ook de vier cherubs, helemaal bedekt met ogen. Zij bevinden zich meteen ónder een koepel, waarbóven de troon van God zich bevindt, en als de cherubs zich bewegen, gaan de wielen met hen mee ‘want een en dezelfde geest leidde de wezens en de wielen.’  Het geluid van hun vleugels ‘klonk als het gebulder van de zee, als de stem van de Ontzagwekkende, als het rumoer van een mensenmassa, als een dreunend leger.’  

De ‘wielen’ worden ook wel als een bijzondere soort engelen gezien, de ‘Ofanim’. De koepel verwijst naar het uitspansel: zijn de cherubs verwant aan de sterren, of bepaalde sterrenbeelden? 

 

cherubijn, chagallcherubijn, chagallFascinerende beschrijvingen – die steeds minder met de ‘aardse’ sfinx-achtige cherubs te maken hebben. Een menselijke vorm, maar dan wel met hoeven, vier vleugels en vier hoofden als van een mens, leeuw, stier en adelaar (in het latere visioen is het geen stier maar het hoofd van een cherub). Wel weer een associatie met de bliksem, een wakend oog, de dierlijke lichaamsdelen. En natuurlijk de plek: dichter bij God kan je niet zijn.

 In de na-bijbelse tijd transformeerden de angstaanjagende dierlijk/menselijke cherubim tot menselijke engelachtige figuren, eerst nog wel met de hoofden van een leeuw, stier of adelaar – maar nog later werden het vooral ‘cherubijntjes’: lieftallige kinderfiguurtjes met vleugeltjes. Zij staan, met hun Griekse en Romeinse goddelijke broertjes Amor en Cupido, symbool voor de liefde. Renaissance-kunstenaars die 'liefde' wilden uitbeelden, deden dat met deze 'putti's' (afgeleid van het Romeinse woord 'putus', jongetje) die al gauw engelachtige vleugeltjes kregen. En waren het niet de cherubs, die het dichtst bij God verkeerden, dus ook het beste wisten wat liefde is? Zo werden de putti's kleine cherubs, oftewel cherubijntjes. 

 

Cherubijntje, kerk AmiensCherubijntje, kerk Amiens

 

Naar de serafs   >