Waar begint de geschiedenis van engelen?
Engelen, zoals wij die kennen, zijn een relatief nieuw verschijnsel in de menselijke geschiedenis. Deze boodschappers van God komen we voor het eerst tegen in de bijbel, en via deze heilige boeken van jodendom, christendom en later ook de islam verspreidde dit beeld van een bovenaards wezen zich over een groot deel van de wereld. Geestelijke wezens zijn het, geen mensen met een stoffelijk lichaam zoals wij, al kunnen ze in bijzondere omstandigheden wel even een menselijke vorm aannemen. Trouwe helpers van de ene God.
Die beelden zijn weliswaar al zo´n 2000 tot 3000 jaar oud, de geschiedenis gaat uiteraard nog veel verder terug. In bijbelteksten wordt regelmatig strijd geleverd tegen andere, oudere voorstellingen van bovenaardse wezens. Er is sprake van allerlei goden en godinnen, beeldjes van huisgoden, geesten, offerplaatsen op heuvels, rituelen rond beelden van dieren en godenbeelden met een menselijke vorm. Het hoorde allemaal bij het leven van alledag. Alles bij elkaar een veelkleurig beeld van menselijk contact met het bovenaardse. En dat geldt eigenlijk nog steeds. Buiten de officiële kerkelijke leer om gaan er tegenwoordig niet alleen verhalen over engelen, maar ook steeds meer over onze ‘eigen’ beschermengel, over gidsen, meesters, overleden dierbaren, buitenaardse wezens, aliens, ruimtewezens… en nu vergeet ik vast nog wel een paar aanduidingen. Wat al die verhalen gemeen hebben, is de beleving (of verbeelding, in films en boeken bijvoorbeeld) van contact met een bovenaards wezen: er zit algemeen beschouwd blijkbaar een vermoeden van hun bestaan heel diep in onze genen. Waar is dat ooit begonnen? En hoe? En waarom?
Het paleolithicum
Al ver vóór bijbelse tijden moet er al een begin te vinden zijn, ver vóór wat wij ‘beschaving’ noemen, ver vóór het schrift was uitgevonden. De oudste periode wordt het ´paleolithicum´ genoemd, de steentijd, beginnend in Europa bij de eerste sporen van bewoning, zo´n 40.000 jaar geleden. Zij worden al tot de moderne mensen gerekend; de neanderthalers, daarvóór, hebben nóg veel minder sporen nagelaten. Voor informatie uit die tijden moeten we het hebben van opgravingen. Wat er aan restanten gevonden wordt moet dan geïnterpreteerd worden en tot een geschiedenis geschreven. Een bijna onmogelijke opgaaf!
Hoe interpreteer je als hedendaagse wetenschapper bijvoorbeeld de talloze kleine vrouwenbeeldjes uit de oudheid die in heel Europa zijn gevonden? De oudste, gevonden in 2008, de zogenaamde ‘Venus van Hohle Fels’ is minstens 35.000 jaar oud, 6 cm hoog en gesneden uit mammoetivoor. Uit de periode tussen 23.000 - 20.000 BC alleen al zijn meer dan 60 kleine beeldjes van Spanje tot diep in Siberië gevonden. In totaal gaat het in het oude Europa om zo’n 30.000 beeldjes, gemaakt van klei, steen, marmer, kristal, koper en goud. 98% is vrouwelijk.
Er is blijkbaar een tijd geweest dat families zo’n beeldje bij zich droegen of in hun huis hadden staan. Had het met vruchtbaarheid te maken? Het zijn meestal beeldjes van voluptueuze vrouwen met een dikke buik, maar het fijne weten we er niet van. We vinden ze ook terug op afbeeldingen in grotten en op rotsen. Naast veel tekeningen van dieren. Niet zomaar wat gekrabbel, dit had ongetwijfeld een betekenis – en, naar algemeen wordt aangenomen, dienden de afbeeldingen een religieus doel.
Leven na de dood
De oudst gedateerde opgravingen laten ook zien dat er al heel vroeg bepaalde begrafenisrituelen zijn geweest. Doden die in een speciale houding werden gelegd, spullen die mee begraven werden. Daaruit wordt geconcludeerd dat mensen geloofden in een vorm van leven na de dood. Heel belangrijk, omdat leven na de dood niet kan zonder een bovenaardse, geestelijke werkelijkheid.
Hoe kwamen ze op dat idee? De wetenschap kan alleen maar concluderen dat ze het over de hele wereld en in alle tijden met z’n allen verzonnen, in reactie op hun behoeften, angsten en vragen. Daar zal zeker een kern van waarheid in zitten. Ongetwijfeld laat het iets zien van een antwoord dat toen gevonden werd, op die vragen van alle tijden, zoals: ‘hoe kan ik me in dit angstaanjagende aardse bestaan wat veiliger voelen? Waar vind ik hulp als het nodig is? Wat gebeurt er als ik dood ga?’ Zodra mensen bewust worden, zullen ze zich met dit soort vragen bezig houden. Maar het is onwaarschijnlijk dat ze de antwoorden uitsluitend uit de lucht plukken – ze zullen zeker ook empirisch te werk zijn gegaan. Kijken naar hun ervaringen. In dit geval: spirituele ervaringen, want mensen hebben altijd op vele manieren contact onderhouden met de geestelijke wereld.
Het begin van de menselijke religiositeit zal zeker samenhangen met een menselijk talent, een talent dat we nu nauwelijks meer ontwikkelen, het talent van profeten, sjamanen, medicijnvrouwen, mediums: zij die optreden als tussenpersoon tussen hemel en aarde. We hebben voor dat contact met hogere sferen in de loop der tijd ontelbare rituelen ontwikkeld, en gebruiken daar rituele voorwerpen of symbolen bij, blijkbaar zelfs toen al, bij die oeroude graven.
Animisme
De graven tonen iets van spirituele rituelen rond de dood, maar om de betekenis van die rituelen verder te achterhalen, zullen we ons eerst richten op het leven van deze verre voorouders. Zij hadden, schrijven de kenners van nu, een ‘animistisch wereldbeeld’, oftewel zij beleefden de wereld anders dan wij. Op een, naar ons idee, meer kinderlijke manier. Kleine kinderen hebben zich nog niet aangepast aan ons algemene denkpatroon. Zij leven nog veel meer in verbondenheid met alles om zich heen. Als wij bedacht hebben dat hun lievelingsknuffel een vieze oude speelgoedbeer is, dan ervaren zij datzelfde voorwerp als een warme, vertrouwde, liefdevolle vriend. Natuurlijk kunnen wíj dan bedenken dat zij die gevoelens er zelf in stoppen, maar ondertussen zullen we het stiekem ook wel eens betreuren dat wij die verbeeldende kracht hebben verloren, want je ziet hoeveel troost en plezier het biedt! En trouwens, wie zegt dat wíj helemaal gelijk hebben, en zíj helemaal ongelijk? Waarom zou een liefdevolle beschermende geest wél in een menselijke gedaante contact kunnen maken met mensen, maar niet via een vieze oude speelgoedbeer met kinderen?
Ieder mens begint als ‘animist’. Een natuurlijke gave blijkbaar, die door de moderne opvoeding naar de achtergrond verdwijnt. In het westen dan, in andere werelddelen niet of minder. Daar blijft de wereld begeesterd, alles wat leeft, levenskracht bezit, heeft daarmee ook een geest, een eigen persoonlijkheid. Niet alleen mensen en dieren, maar ook planten, stenen of natuurlijke fenomenen zoals donder, zon maan en sterren, bergen en rivieren. Zij beleven/beleefden dat zo, omdat ze open staan voor andere vormen van verbinding, verbinding die verder gaat dan die van het waarnemen via onze lichamelijke zintuigen, denken en voelen. Wij kennen dat natuurlijk ook nog steeds, maar bergen dat op in de vakjes ‘geloof’, of ‘spiritualiteit’, of ‘religieus bewustzijn’ of ‘paranormaal’. Is je rationalistische training volledig succesvol afgerond, dan noem je het allemaal ‘fantasie’.
Vroege spiritualiteit
Terug naar de vroege sporen van spirituele activiteit. Stel je voor, een uitgebreide familie of een kleine stam, misschien trekken ze rond om te jagen en planten te plukken, misschien wonen ze al op een vaste plek, houden ze wat vee en beginnen met landbouw. Ze zijn volkomen afhankelijk van de natuur, van de kennis die ze hebben weten op te bouwen, en van elkaar, voor hun voedsel, veiligheid, het grootbrengen van hun kinderen. De vrouwen zullen als moeders het meest de noodzaak gevoeld hebben om te leren plannen, organiseren, zich ontwikkelen: hun kroost had jarenlang hun zorg nodig. Mannen richtten zich meer op de activiteiten waar meer spierkracht aan te pas kwam, jagen, bouwen, bescherming bieden. Ook daarbij zullen ze elkaar nodig gehad hebben, en kennis en vaardigheden hebben moeten doorgeven aan volgende generaties. Als ze ook vormen van contact konden beleven met de geestelijke wereld, zullen ze ook daar naar manieren
gezocht hebben om hun leven te veraangenamen. De mannen legden contact met de geest van de dieren waarop ze jacht gingen maken, de vrouwen met de geslachten vóór hen. De vrouwen bij hun huisaltaar, de mannen als groep, voor ze gingen jagen, ergens buiten, bijvoorbeeld in de beschutting van een grot. Waren de diertekeningen vooral bedoeld om zich op hun doel te concentreren, of wilden ze zo ook een deel van de dierenziel vangen en beïnvloeden? Of kreeg de geest van het dier daarmee misschien wel de kans zich na zijn dood terug te trekken in de vorm van die tekening en waren er offers en rituelen om ze met hun dood te verzoenen?De vrouwen kunnen met hun huisaltaren iets dergelijks voor ogen hebben gehad. Op die manier konden de levenden hun respect betuigen, aan die overleden familie-oudsten, met kleine offergaven, om te laten zien dat ze nog steeds meetellen. Misschien representeerden de kleine vrouwenbeeldjes met hun grote hangborsten en dikke buik wel de oude vrouw, leidster van de groep, die na haar aardse dood in de geest aanwezig bleef, uitgedrukt in de vorm van een stenen of houten beeldje. De dikke buik symbool van hoe zij haar nageslacht met zich meedraagt, geborgen onder haar bescherming; de grote hangborsten symbool van haar voedende vermogen. Vaak is ook duidelijk de vulva te zien, symbool van nieuw leven, vruchtbaarheid. Voor al die terreinen konden mensen tijdens hun aardse leven wel wat extra hulp gebruiken… met als bonus een nieuwe bondgenoot daar in die geestelijke wereld, die weer andere geesten veel directer kon aanspreken en om hulp vragen.
De talloze grootmoederbeeldjes uit de oudheid, de afbeeldingen van dieren. Hier gaven mensen de levenskracht, de onzichtbare geestelijke wereld, voor het eerst een zelfgemaakte vorm, en voegden zo een nieuwe dimensie toe aan de verbinding daarmee. En natuurlijk ging het niet alleen om de menselijke of dierlijke levenskracht, maar ook om die van het land, alles wat groeit, om de levenskracht van de hemel: de zon, de regen, de bliksem, soms. Ook daarmee zal men contact en samenwerking gezocht hebben, bijvoorbeeld in grote rituele feesten van mannen en vrouwen samen tijdens de zonnewende. Daar komen we later nog op terug.
De eerste engelen
In antwoord op de vraag naar het eerste begin van de engelen, zijn we uitgekomen bij de grootmoeders van de oudheid, ons overgeleverd in de talloze opgegraven beeldjes. Zij werden na hun dood de gidsen voor de volgende generaties, betrokken zielen vol liefde en wijsheid, schakel tussen mens en geestelijke wereld. Mens en grootmoederlijke engel zouden nog groeien in hun rol, samen met de veranderingen in de wereld.