Engelenteksten uit
de oudtestamentische boeken I en II Koningen:
De boeken I en II Koningen horen nog bij de ‘laatste profeten’, en zijn ± 2800 tot 2400 jaar oud. Oorspronkelijk was het één geheel, in de Griekse vertaling zijn ze voor het eerst gesplitst. Ze gaan over de geschiedenis van Salomo (± 970-930 vC), de bouw van de tempel en na diens dood over de splitsing van het rijk, en de geschiedenissen van de koningen van Juda en Israël en de profeten Elia, Elisa en Jesaja. De boeken bevatten materiaal uit allerlei soorten geschriften; annalen, acten, profetenlegenden en geschiedverhalen, die door een verzamelaar zijn ingepast in een tijdschema dat loopt van 3000 tot ±2400 jaar geleden. In 1 Koningen speelt in één verhaal een engel, (2x) cherubs (11x) bij de bouw van de tempel en 4x de uitdrukking ‘(God van de) Hemelse machten’.
I Koningen 6: 23-35 - Een beschrijving van de bouw van de tempel. Een Bijbelse ‘el’ zou ongeveer 45 cm zijn, al weten we dat niet precies. Het zou dus kunnen gaan om cherubs van zo’n 4 ½ meter, met vleugels van ruim 2 meter…
Van het hout van de aleppo-den liet hij (koning Salomo) twee CHERUBS maken van tien el hoog, die bestemd waren voor de achterzaal. Elk van hun vleugels mat vijf el; de afstand van vleugelspits tot vleugelspits bedroeg tien el. Dat gold voor beide CHERUBS, ze waren gelijkvormig en even groot, allebei tien el hoog en met een spanwijdte van tien el. Ze werden zo in de achterzaal geplaatst dat de vleugel van de ene CHERUB de ene muur raakte en de vleugel van de andere de andere muur. Hun andere vleugels raakten elkaar precies in het midden van de zaal. Ook de CHERUBS liet hij vergulden.
Alle wanden van de tempel, van zowel de voorste als de achterste zaal, liet hij rondom versieren met houtsnijwerk van CHERUBS, bloemenranken en palmetten. De vloeren werden bedekt met een laagje goud, zowel in de voorste als in de achterste zaal. De toegang tot de achterzaal liet hij afsluiten met deuren van aleppohout, die waren opgehangen in deurkozijnen met vijfhoekige stijlen. Die twee deuren liet hij versieren met houtsnijwerk van CHERUBS, palmetten en bloemenranken, en met bladgoud bedekken; ook het houtsnijwerk werd verguld. De deurposten van de toegang tot de grote zaal werden eveneens van het hout van de aleppo-den gemaakt, met vierhoekige stijlen. Hierin werden twee scharnierende deuren van cipressenhout gehangen, die elk twee panelen hadden. Ook deze deuren liet hij versieren met houtsnijwerk van CHERUBS, palmetten en bloemenranken, dat vervolgens werd verguld.
1 Koningen 7:27-36 beschrijving tempelgerei:
Chiram maakte ook tien bronzen onderstellen voor verrijdbare spoelbekkens, elk vier el lang, vier el breed en drie el hoog. Deze onderstellen bestonden uit panelen die in een lijstwerk waren gevat. De panelen en het lijstwerk waren versierd met leeuwen, runderen en CHERUBS. Boven en onder deze reliëfs waren festoenen van drijfwerk. Elk onderstel had vier bronzen wielen aan bronzen assen. Aan de vier hoekstijlen bevonden zich steunpunten, die tussen de festoenen gemonteerd waren. Hierop rustten de dragers van het spoelbekken. Deze schraagden een bronzen ring van meer dan een el hoog en met een doorsnede van anderhalve el. Deze ring was gegraveerd. Daar omheen zaten de panelen van het onderstel, die een vierhoek vormden, geen cirkel. De vier wielen waren onder aan de zijkanten van het onderstel gemonteerd. Ze waren elk anderhalve el hoog. De wielen waren gemaakt als wagenwielen, met velgen, spaken en naven, die evenals de ophanging van gegoten brons waren gemaakt. Op de hoekpunten rustten dus de vier dragers, die aan het onderstel vastzaten. Boven op het onderstel was een ronde opstaande rand van een halve el hoog. Aan de bovenkant van de panelen zaten handgrepen. Op de handgrepen en de panelen van het onderstel graveerde Chiram CHERUBS, leeuwen en palmetten met festoenen ertussen.
I Koningen 8:3-12 De inwijding van de tempel:
Toen alle oudsten van Israël aanwezig waren, namen de priesters de ark op. De ark van de Eeuwige, de ontmoetingstent en de bijbehorende gewijde voorwerpen werden gedragen door de priesters en de Levieten. Koning Salomo hield met de Israëlieten, die zich met hem rond de ark verzameld hadden, een offerplechtigheid waarbij zo veel schapen, geiten en runderen werden geofferd dat hun aantal niet vast te stellen was. De priesters brachten de ark van het verbond met de Eeuwige naar zijn nieuwe plaats in de achterste zaal van de tempel, het allerheiligste, en zetten hem neer onder de vleugels van de CHERUBS, zodat de gespreide vleugels van de CHERUBS zich beschermend over de ark en zijn draagbomen uitstrekten. Deze draagbomen staken een stuk uit, en vanuit het heilige, de grote zaal, kon men de uiteinden ervan alleen zien wanneer men vlak voor de toegang tot de achterzaal stond; van verder weg waren ze niet te zien. Ze bevinden zich daar tot op de dag van vandaag. De ark bevat niets anders dan de twee stenen platen die Mozes er op de Horeb in heeft gelegd, de platen waarop is vastgelegd wat de Eeuwige voor de Israëlieten heeft bepaald tijdens hun uittocht uit Egypte. Zodra de priesters uit het heiligdom naar buiten kwamen, vulde een wolk de tempel van de Eeuwige. De priesters konden hun dienst niet meer verrichten, want de majesteit van de Eeuwige vulde de hele tempel.
Toen sprak Salomo: ‘Eeuwige, u hebt gezegd dat u in een donkere wolk wilde wonen. Welnu, ik heb voor u een vorstelijk huis gebouwd, dat voor altijd uw woning kan zijn.’
(maar, even later (27-30) blijkt God toch niet alleen in de tempel te wonen, daar bidt Salomo: Zou God werkelijk op aarde kunnen wonen? Zelfs de hoogste hemel kan u niet bevatten, laat staan dit huis dat ik voor u heb gebouwd. Eeuwige, mijn God, hoor het smeekgebed van uw dienaar aan en luister naar de verzuchtingen die ik vandaag tot u richt. Wees dag en nacht opmerkzaam op wat er gebeurt in deze tempel, de plaats waarvan u zelf hebt gezegd dat daar uw naam zal wonen, en verhoor het gebed dat ik naar deze tempel richt. Luister naar de smeekbeden die uw dienaar en uw volk Israël naar deze tempel richten, aanhoor ons gebed vanuit de hemel, uw woonplaats, aanhoor ons en schenk ons vergeving.
1 Koningen 19:1-9 De profeet Elia op de vlucht voor koningin Izebel, vrouw van koning Achab:
Achab vertelde Izebel alles wat Elia had gedaan, ook dat hij alle profeten ter dood had gebracht. Toen liet Izebel Elia de volgende boodschap overbrengen: ‘De goden mogen met mij doen wat ze willen als u morgen om deze tijd niet hetzelfde lot ondergaat als zij.’ Elia werd bang en vluchtte om zijn leven te redden. Bij Berseba in Juda aangekomen liet hij zijn knecht achter en zelf trok hij één dagreis ver de woestijn in. Daar ging hij onder een bremstruik zitten, verlangend naar de dood, en zei: ‘Het is genoeg geweest, Heer. Neem mijn leven, want ik ben niet beter dan mijn voorouders.’ Hij viel onder de bremstruik in slaap, maar er kwam een ENGEL, die hem aanraakte en zei: ‘Word wakker en eet wat.’ Elia keek op en ontdekte naast zijn hoofd een brood, in gloeiende kooltjes gebakken, en een kruik water. Nadat hij had gegeten en gedronken ging hij weer onder de struik liggen. Maar de ENGEL van de Eeuwige kwam terug, raakte hem opnieuw aan en zei: ‘Sta op en eet wat, anders is de reis te zwaar voor je.’ Elia stond op, en toen hij had gegeten en gedronken liep hij, gesterkt door dit voedsel, veertig dagen en veertig nachten door de woestijn, tot hij bij de Horeb kwam, de berg van God. Daar ging hij een grot binnen om er de nacht door te brengen.
Vervolg – hoe de Eeuwige zich laat zien aan Elia:
Toen richtte de Eeuwige zich tot hem met de woorden: ‘Elia, wat doe je hier?’ Elia antwoordde: ‘Ik heb me met volle overgave ingezet voor de Eeuwige, de God van de HEMELSE MACHTEN, maar de Israëlieten hebben uw verbond met hen naast zich neergelegd, uw altaren verwoest en uw profeten gedood. Ik ben als enige overgebleven, en nu hebben ze het ook op mijn leven voorzien.’ ‘Kom naar buiten,’ zei de Eeuwige, ‘en treed hier op de berg voor mij aan.’ En daar kwam de Eeuwige voorbij. Er ging een grote, krachtige windvlaag voor de Eeuwige uit, die de bergen spleet en de rotsen aan stukken sloeg, maar de Eeuwige bevond zich niet in die windvlaag. Na de windvlaag kwam er een aardbeving, maar de Eeuwige bevond zich niet in die aardbeving. Na de aardbeving was er vuur, maar de Eeuwige bevond zich niet in dat vuur. Na het vuur klonk het gefluister van een zachte bries. Toen Elia dat hoorde, sloeg hij zijn mantel voor zijn gezicht. Hij kwam naar buiten en ging in de opening van de grot staan, en daar klonk een stem die tot hem sprak: ‘Elia, wat doe je hier?’ Elia antwoordde: ‘Ik heb me met volle overgave ingezet voor de Eeuwige, de God van de HEMELSE MACHTEN, maar de Israëlieten hebben uw verbond met hen naast zich neergelegd, uw altaren verwoest en uw profeten vermoord. Ik ben als enige overgebleven, en nu hebben ze het ook op mijn leven voorzien.’ De Eeuwige zei tegen Elia: ‘Keer terug en ga naar de woestijn van Damascus. Daar aangekomen moet je Hazaël tot koning van Aram zalven. Jehu, de zoon van Nimsi, moet je zalven tot koning van Israël, en Elisa, de zoon van Safat, uit Abel-Mechola, moet je tot je eigen opvolger zalven.
I koningen 22:19-23: de profeet Micha voorspelt de nederlaag aan Achab, de engelen rond God worden hier 'geesten' genoemd:
Micha zei: ‘Luister naar wat de Eeuwige te zeggen heeft. Ik zag de Eeuwige op zijn troon zitten, en aan weerszijden van hem stonden alle HEMELSE MACHTEN opgesteld. De Eeuwige vroeg: “Wie gaat Achab overhalen om tegen Ramot in Gilead ten strijde te trekken, zijn ondergang tegemoet?” De een zei dit en de ander dat, en ten slotte trad een van de GEESTEN op de Eeuwige toe en zei: “Ik zal hem overhalen.” “Hoe wil je dat doen?” vroeg de Eeuwige. “Ik zal naar hem toe gaan en leugens spreken door de mond van al zijn profeten,” zei de GEEST. “Doe dat,” zei de Eeuwige. “Het zal je beslist lukken.” Welnu, zo heeft de Eeuwige in de mond van al deze profeten van u leugens gelegd. Hij heeft het juist slecht met u voor.’
----------
II Koningen: Na alweer een lange litanie van koningen die het fout doen, eindigt het boek met het verhaal van de Babylonische ballingschap. In dit boek gaat het 1x over de ‘Heer van de hemelse machten’, engel 3x (waarvan 1x de engel des doods), cherubs 1x (‘u die op de cherubs troont’) en is er sprake van een hemels leger ‘paarden en wagens van vuur’
II Koningen 1:1-15 de dood van koning Achazja, aangekondigd via een engel:
Na de dood van Achab kwam Moab tegen Israël in opstand. Achazja was uit het venster gevallen van een vertrek op de bovenverdieping van zijn paleis in Samaria, en zwaargewond geraakt. Hij stuurde boden uit met de opdracht Baäl-Zebub, de god van Ekron, te raadplegen. ‘Vraag hem of ik mijn val zal overleven.’ Een ENGEL van de Eeuwige zei tegen de Tisbiet Elia: ‘Ga de boden van de koning van Samaria tegemoet en zeg hun: “U gaat Baäl-Zebub, de god van Ekron, raadplegen, alsof Israël zelf geen God heeft. Daarom – zegt de Eeuwige – zul je niet meer van je ziekbed opstaan, maar sterven.”’ Elia deed wat hem gezegd was. Toen de boden bij de koning terugkeerden, vroeg deze: ‘Hoe kan het dat jullie nu al terug zijn?’ Ze antwoordden: ‘We kwamen onderweg iemand tegen die zei: “Ga terug naar de koning die u gestuurd heeft en zeg hem: ‘Dit zegt de Eeuwige: Jij laat Baäl-Zebub, de god van Ekron, raadplegen, alsof Israël zelf geen God heeft. Daarom zul je niet meer van je ziekbed opstaan, maar sterven.’”’ ‘Hoe zag hij eruit, die man die jullie tegemoet kwam en dit tegen jullie heeft gezegd?’ vroeg de koning. ‘Hij was sterk behaard,’ antwoordden ze, ‘en hij droeg een leren lendendoek.’ ‘Dan was het de Tisbiet Elia,’ zei de koning. Achazja stuurde een bevelhebber met vijftig mannen naar Elia toe. Ze troffen Elia aan op de top van een berg. De bevelhebber zei: ‘Godsman, de koning beveelt u naar beneden te komen.’ Maar Elia antwoordde: ‘Als ik een godsman ben, laat er dan vuur uit de hemel komen om u en uw vijftig mannen te verteren.’ Hierop kwam er vuur uit de hemel dat de bevelhebber en zijn mannen verteerde. Opnieuw stuurde de koning een bevelhebber met vijftig mannen naar Elia toe, en die zei tegen Elia: ‘Godsman, de koning beveelt u onmiddellijk naar beneden te komen.’ En weer antwoordde Elia: ‘Als ik een godsman ben, laat er dan vuur uit de hemel komen om u en uw vijftig mannen te verteren.’ Hierop kwam er een goddelijk vuur uit de hemel dat de bevelhebber en zijn mannen verteerde. Voor de derde maal stuurde de koning een bevelhebber met vijftig mannen. Toen deze derde bevelhebber bij Elia kwam, knielde hij voor hem neer en smeekte: ‘Godsman, spaar alstublieft mijn leven en dat van deze vijftig mannen. Ik weet dat er vuur uit de hemel is gekomen dat de twee vorige bevelhebbers en hun mannen heeft verteerd. Maar alstublieft, spaar mijn leven.’ Toen zei de ENGEL van de Eeuwige tegen Elia: ‘Ga met hem mee, je hebt van de koning niets te vrezen.’ Hierop ging Elia met de bevelhebber mee naar de koning.
In II Koningen 2:7-15 wordt verteld hoe de profeet Elia voor de ogen van Eliza naar de hemel gevoerd wordt. Bijzonder, slechts van enkele personen uit het Oude Testament wordt dat gezegd (Henoch, Mozes en Elia):
Bij de oever van de Jordaan hielden ze (Elia en Eliza) stil. Vijftig profeten die hen waren gevolgd bleven op een afstand staan kijken. Elia deed zijn mantel af en vouwde hem dubbel. Hij sloeg ermee op het water, waarop het naar links en naar rechts wegvloeide en zij tweeën droog konden oversteken. Terwijl ze overstaken vroeg Elia aan Elisa: ‘Wat kan ik nog voor je doen voor ik van je word weggenomen? Vraag het maar.’ Elisa antwoordde: ‘Laat mij dubbel in uw geest delen.’ ‘Je vraagt iets heel moeilijks,’ zei Elia. ‘Als je ziet hoe ik van je word weggenomen, zal je wens vervuld worden, maar als je het niet ziet, gebeurt het
niet.’ En terwijl ze liepen te praten, werden ze plotseling uit elkaar gedreven door een wagen van vuur, met paarden van vuur ervoor, en Elia werd in een stormwind meegevoerd naar de hemel. Elisa zag het gebeuren en riep uit: ‘Vader, vader! Strijdwagen en ruiterij van Israël!’ Toen hij Elia niet meer kon zien, scheurde hij zijn kleren. Hij raapte Elia’s mantel, die was afgegleden, op, en liep terug. Bij de oever van de rivier hield hij stil. Hij sloeg met Elia’s mantel op het water en riep uit: ‘Waar is de Eeuwige, de God van Elia?’ Dus ook hij sloeg op het water en opnieuw vloeide het naar links en naar rechts weg, zodat Elisa kon oversteken. De profeten uit Jericho, die Elisa vanaf de overkant in het oog hielden, zeiden tegen elkaar: ‘De geest van Elia is op Elisa neergedaald.’
II Koningen 3:13-15
Elisa zei tegen de koning van Israël: ‘Wat wilt u van mij? Gaat u maar naar de profeten van uw vader en moeder.’ ‘Nee,’ zei Joram, ‘want het is de Eeuwige die deze drie koningen bijeen heeft gebracht om ze aan Moab uit te leveren.’ Toen antwoordde Elisa: ‘Zo waar de Eeuwige leeft, de Heer van de HEMELSE MACHTEN, in wiens dienst ik sta, het is dat ik zoveel achting heb voor koning Josafat van Juda, anders zou ik u geen blik waardig keuren. Maar goed, laat een lierspeler komen.’ En terwijl de muzikant op de lier speelde, werd Elisa gegrepen door de hand van de Eeuwige.
II Koningen 6 De koning van Aram wil Eliza gevangen nemen:
De Arameeërs kwamen ’s nachts bij Dotan aan en omsingelden de stad. Toen de bediende van Elisa de volgende morgen opstond en naar buiten kwam, zag hij dat de stad omsingeld was door een leger met strijdwagens en paarden. ‘Wat moeten we beginnen, heer?’ riep hij uit. Zijn meester antwoordde: ‘Wees niet bang, wij zijn met meer dan zij.’ En hij bad: ‘Eeuwige, open zijn ogen en laat het hem zien.’ De Eeuwige opende Elisa’s knecht de ogen, en toen zag hij dat de heuvels vol stonden met paarden en wagens van vuur, die Elisa omringden. Toen de Arameeërs op Elisa afkwamen, smeekte hij de Eeuwige hen te verblinden. De Eeuwige verblindde hen, zoals Elisa had gevraagd, en toen zei Elisa tegen hen: ‘U bent verkeerd. Dit is niet de stad waar u zijn moet. Volg mij, dan zal ik u de weg wijzen naar de man die u zoekt.’ Hij leidde hen naar Samaria, en daar aangekomen bad hij: ‘Eeuwige, open hun ogen en laat hen weer zien.’
II Koningen 19:14-15 en 35-36
Toen Hizkia de brief had gelezen die de boden hem overhandigd hadden, ging hij naar de tempel van de Eeuwige en legde de brief daar open voor hem neer. En hij bad tot de Eeuwige: ‘Eeuwige, God van Israël, U die op de CHERUBS troont, u alleen bent God van alle koninkrijken op aarde, u hebt de hemel en de aarde gemaakt. Leen mij uw oor, Eeuwige, en luister, open uw ogen en zie toe……
Diezelfde nacht trok een ENGEL van de Eeuwige ten strijde en doodde in het kamp van de Assyriërs honderdvijfentachtigduizend man. De volgende ochtend zag men niets dan lijken liggen. Koning Sanherib van Assyrië brak het beleg op en keerde voorgoed terug naar zijn woonplaats Nineve.