U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

 Engelenteksten in het Oude Testament

Exodus  //  Numeri  //  Deuteronomium

In het tweede bijbelboek EXODUS, ontstaan ca. 2900 – 2400 jaar geleden, wordt in 40 hoofdstukken het verhaal verteld over het verblijf van de stammen van Israël in Egypte en hun uittocht onder leiding van Mozes; het eerste deel van de woestijnreis en de wetgeving op de Sinaï. Engelen worden 7x genoemd:

- Mozes en de brandende doornstruik (Exodus 3) 

- de laatste van de zeven plagen, met de doodsengel (Exodus 12)

- de engel helpt Israel te ontkomen aan het leger van de farao (Exodus 14)

- belofte van een engel die meegaat het land veroveren (Exodus 23)

- belofte herhaald, maar ook strafmaatregelen (Exodus 32/33)

In het derde boek, LEVITICUS (ca. 2800-2400 jaar geleden), worden engelen niet genoemd. De 27 hoofdstukken zijn gevuld met aanwijzingen voor de offerritus, en vele gedetailleerde regels en wetten.

NUMERI (ca. 2600-2400 jaar geleden) – begint met de telling van het volk en overlapt voor een deel de inhoud van Exodus en Leviticus. Daarnaast nog enkele verhalen zoals de geschiedenis van de twaalf verspieders en van Bileam, waarin een engel een belangrijke rol speelt: van de 11x dat er sprake is van een engel, is het 10x in dit verhaal (Numeri 22). Cherubs worden 2x genoemd (Numeri  7).

DEUTERONOMIUM (ca. 2400 jaar geleden) herhaalt in grote lijnen de wet, en situeert het vóór de intocht van het volk Israël in het land Kanaän. Het boek eindigt met de dood van Mozes. Bij zijn afscheid is er 1x sprake van een engel (Deuteronomium 33:2).

 

Exodus 3:

Mozes was gewoon de schapen en geiten van zijn schoonvader Jetro, de Midjanitische priester, te weiden. Eens dreef hij de kudde tot voorbij het steppeland, en zo kwam hij bij de Horeb, de berg van God. Daar verscheen de ENGEL van de Eeuwige aan hem in een vuur dat uit een doornstruik opvlamde. Mozes zag dat de struik in brand stond en toch niet door het vuur werd verteerd. Hoe kan het dat die struik niet verbrandt? dacht hij. Ik ga dat wonderlijke verschijnsel eens van dichtbij bekijken. Maar toen de Eeuwige zag dat Mozes dat ging doen, riep hij hem vanuit de struik: ‘Mozes! Mozes!’ ‘Ik luister,’ antwoordde Mozes. ‘Kom niet dichterbij,’ waarschuwde de Eeuwige, ‘en trek je sandalen uit, want de grond waarop je staat, is heilig. Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.’ Mozes bedekte zijn gezicht, want hij durfde niet naar God te kijken.

De Eeuwige zei: ‘Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, ik heb hun jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, ik weet hoe ze lijden. Daarom ben ik afgedaald om hen uit de macht van de Egyptenaren te bevrijden, en om hen uit Egypte naar een mooi en uitgestrekt land te brengen, een land dat overvloeit van melk en honing.

 

In Exodus 12 is de strijd om vertrek tussen Mozes en de farao in volle gang; God zendt zeven ‘plagen’, waarvan dit de laatste is, en de ‘doodsengel’ een belangrijke rol speelt:

Toen riep Mozes de oudsten van Israël bij elkaar. ‘Elke familie moet een lam of een bokje kiezen,’ zei hij, ‘en dat moet worden geslacht als pesachoffer. Laat ieder daarna een bos majoraantakken nemen, die in de schaal met bloed dopen en het bloed aan de bovendorpel en aan de beide deurposten strijken. Ga dan tot de morgen de deur niet uit, want de Eeuwige zal door Egypte heen gaan om het te straffen. Maar ziet hij bij een deur bloed aan de bovendorpel en aan de posten, dan zal hij die deur voorbijgaan, hij zal de DOODSENGEL geen toestemming geven om uw huizen binnen te gaan en u te treffen. Dit voorschrift blijft voor u en uw kinderen voor altijd van kracht. Ook als u eenmaal in het land bent dat de Eeuwige u zal geven, zoals hij heeft beloofd, moet u dit gebruik in ere houden. En als uw kinderen dan vragen: “Wat betekent dit gebruik?” antwoord dan: “Wij brengen de Eeuwige  een pesachoffer omdat hij de huizen van de Israëlieten voorbij is gegaan toen hij de Egyptenaren strafte; ons heeft hij gespaard.”’ Toen knielden de Israëlieten en bogen ze zich diep neer, en ze deden wat de Eeuwige aan Mozes en Aäron had bevolen.

 

Henri Fantin Latour, Kroller Muller museumHenri Fantin Latour, Kroller Muller museum

In Exodus 14 is het volk eindelijk vertrokken, maar doet de farao een laatste poging om ze terug te halen:

 De ENGEL van God, die steeds voor het leger van de Israëlieten uit was gegaan, stelde zich nu achter hen op. Ook de wolkkolom die eerst voor hen uit ging stelde zich achter hen op, zodat hij tussen het leger van de Egyptenaren en dat van de Israëlieten kwam te staan. Aan de ene kant bracht de wolk duisternis, aan de andere kant verlichtte de vuurzuil de nacht. Die hele nacht konden de legers niet bij elkaar komen. Toen hield Mozes zijn arm boven de zee, en de Eeuwige liet de zee terugwijken door gedurende de hele nacht een krachtige oostenwind te laten waaien. Hij veranderde de zee in droog land. Het water spleet, en zo konden de Israëlieten dwars door de zee gaan, over droog land; rechts en links van hen rees het water op als een muur. De Egyptenaren achtervolgden hen, alle paarden en wagens van de farao en al zijn ruiters gingen achter hen aan de zee in. Maar in de morgenwake keek de Eeuwige vanuit de vuurzuil en de wolkkolom neer op het Egyptische leger en zaaide paniek onder hen. Hij liet de wielen van de wagens vastlopen, zodat de Egyptenaren de grootste moeite hadden om vooruit te komen. ‘Laten we vluchten!’ riepen ze. ‘De Eeuwige steunt de Israëlieten, hij strijdt tegen ons!’

 

In Exodus 23 worden na de 10 geboden, een aantal leefregels gegeven, die eindigen met beloften, niet alleen een beschermende engel, maar ook een engel die volken uitroeit:

 

Ik stuur een ENGEL voor jullie uit om je op je tocht te beschermen en je naar de plaats te brengen die ik voor jullie bestemd heb. Neem je voor hem in acht, gehoorzaam hem zonder tegenspreken, want hij handelt in mijn naam en zou jullie je opstandigheid niet vergeven. Als je hem gehoorzaamt en alles doet wat ik zeg, zal ik de vijand van jullie vijanden zijn en jullie onderdrukkers onderdrukken. Mijn ENGEL zal voor jullie uit gaan naar het gebied van de Amorieten, de Hethieten, Perizzieten, Kanaänieten, Chiwwieten en Jebusieten, en ik zal die volken uitroeien. Neem hun gebruiken niet over, kniel niet neer voor hun goden en vereer ze niet; haal hun godenbeelden omver en verbrijzel hun gewijde stenen.

Michael detail icoon iconenmuseum KampenMichael detail icoon iconenmuseum Kampen

 

Exodus 32 en 33: Als Mozes de berg opgaat om de tien geboden van God in ontvangst te nemen, en het allemaal wel erg lang duurt, besluiten de mensen een gouden kalf te maken, bekend afgodsbeeld in die dagen. Daarop volgt bloedige wraak van de Eeuwige…

 

De volgende morgen zei Mozes tegen het volk: ‘U hebt zwaar gezondigd. Toch zal ik de berg op gaan; misschien kan ik de Eeuwige ertoe bewegen u uw zonden niet aan te rekenen.’ Hierop keerde hij terug naar de Eeuwige. ‘Ach Heer,’ zei hij, ‘dit volk heeft zwaar gezondigd: ze hebben een god van goud gemaakt. Schenk hun vergeving voor die zonde. Wilt u dat niet, schrap mij dan maar uit het boek dat u geschreven hebt.’ De Eeuwige antwoordde Mozes: ‘Alleen wie tegen mij gezondigd heeft, schrap ik uit mijn boek. Breng het volk nu naar de plaats die ik je heb genoemd; mijn ENGEL zal voor je uit gaan. Maar op de dag van de verantwoording zal ik hen voor hun zonde ter verantwoording roepen.’ De Eeuwige strafte het volk, omdat ze het kalf hadden gemaakt, het beeld dat Aäron gegoten had.

De Eeuwige zei tegen Mozes: ‘Vertrek van hier, met het volk dat je uit Egypte hebt weggeleid, en ga naar het land waarvan ik Abraham, Isaak en Jakob onder ede heb beloofd dat ik het aan hun nakomelingen zou geven, een land dat overvloeit van melk en honing. Ik zal een ENGEL voor je uit sturen en ik zal de Kanaänieten, de Amorieten, Hethieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten verdrijven. Maar ik trek niet met jullie mee, want jullie zijn een onhandelbaar volk en ik zou jullie daarom onderweg kunnen doden.’ Toen het volk deze onheilstijding hoorde, ging het in de rouw; niemand deed sieraden om. De Eeuwige had Mozes namelijk opgedragen tegen de Israëlieten te zeggen: ‘Jullie zijn een onhandelbaar volk. Als ik ook maar een ogenblik met jullie mee zou reizen, zou ik je al doden. Doe daarom je sieraden af, dan zal ik besluiten wat ik met jullie zal doen.’ Vanaf de dag dat ze de Horeb verlieten, droegen de Israëlieten daarom geen sieraden.  Mozes sloeg steeds buiten het kamp, op ruime afstand ervan, een tent op die hij de ontmoetingstent noemde. Ieder die de Eeuwige wilde raadplegen, ging naar de ontmoetingstent buiten het kamp. Telkens als Mozes zich erheen begaf, gingen allen voor de ingang van hun tent staan en keken Mozes na tot hij naar binnen was gegaan. Zodra hij in de tent was daalde de wolkkolom neer, en deze bleef bij de ingang staan. Dan sprak de Eeuwige met Mozes. Wanneer het volk de wolkkolom bij de ingang van de tent zag staan, boog ieder zich voor de ingang van zijn tent neer. De Eeuwige sprak persoonlijk met Mozes, zoals een mens met een ander mens spreekt. Daarna keerde Mozes terug naar het kamp, maar zijn jonge dienaar Jozua, de zoon van Nun, verliet de tent niet.

-----------------------------------------------------------------------------------------------------

Numeri noemt 11x de engelen, waarvan 10x rond Bileam, en 2x cherubs. Ook dit boek is vooral gevuld met regels, maar ook verhalen over het volk Israël in de woestijn, waar ze 40 jaren moesten doorbrengen.

Numeri 7:89:

Cherubs in de (latere) tempelCherubs in de (latere) tempelTelkens als Mozes de ontmoetingstent binnenging om met de Eeuwige te spreken, hoorde hij een stem die tot hem sprak vanaf een plaats boven de verzoeningsplaat op de ark met de verbondstekst, tussen de twee cherubs. Zo sprak de Eeuwige tot hem.

 

In Numeri 12:1-8 wordt aan de broer en zus van Mozes duidelijk gemaakt hoe God zich aan mensen bekend maakt, en Mozes de uitzondering is:

Mirjam en Aäron maakten aanmerkingen op Mozes vanwege zijn huwelijk met een Nubische vrouw: ‘Hij is met een Nubische getrouwd!’ Ook zeiden ze: ‘Heeft de Eeuwige soms uitsluitend bij monde van Mozes gesproken en niet ook bij monde van ons?’ De Eeuwige hoorde dit. Nu was Mozes een zeer bescheiden man – niemand op de hele wereld was zo bescheiden als hij. Onmiddellijk gebood de Eeuwige Mozes, Aäron en Mirjam: ‘Ga alle drie naar de ontmoetingstent.’ Dat deden ze. Toen daalde de Eeuwige af in de wolkkolom, ging bij de ingang van de tent staan en riep Aäron en Mirjam. Nadat zij beiden naar voren waren gekomen, zei hij: ‘Luister goed. Als er bij jullie een profeet van de Eeuwige is, maak ik mij in visioenen aan hem bekend en spreek ik met hem in dromen. Maar met mijn dienaar Mozes, op wie ik volledig kan vertrouwen, ga ik anders om: met hem spreek ik rechtstreeks, duidelijk, niet in raadsels, en hij aanschouwt mijn gestalte. Hoe durven jullie dan aanmerkingen op mijn dienaar Mozes te maken?’

 

In Numeri 20:16 is het een engel, die Israël uit Egypte haalde:

Vanuit Kades stuurde Mozes gezanten naar de koning van Edom met deze boodschap: ‘Uw broeder Israël bericht u het volgende: Het is u bekend met welke moeilijkheden wij te kampen hebben gehad. U weet dat onze voorouders naar Egypte zijn getrokken, dat wij daar lang hebben gewoond en dat de Egyptenaren ons en onze voorouders slecht behandeld hebben. Wij riepen de Eeuwige aan en hij hoorde ons hulpgeroep; hij heeft ons een ENGEL gezonden en ons uit Egypte weggeleid. Nu zijn wij in Kades, een stad aan de grens van uw rijk. Sta ons toe door uw land te trekken.

Het wordt geweigerd, en het rondtrekkende volk belandt in verschillende oorlogssituaties, maar verslaat alle tegenstanders. Dat maakt Balak, koning van Moab, bang en hij roept waarzegger Bileam erbij, om het volk te vervloeken. Bileam weigert, na een visioen, de eerste keer maar krijgt de tweede keer toch groen licht, mits hij doet wat God wil… (Numeri 22:21-35)

De volgende morgen maakte Bileam zich gereed, zadelde zijn ezelin en ging met de Moabitische leiders mee. Maar nauwelijks was hij op weg, rijdend op zijn ezelin en vergezeld door twee van zijn dienaren, of God ontstak in woede, en een ENGEL van de Eeuwige ging op de weg staan om Bileam tegen te houden. De ezelin zag de ENGEL van de Eeuwige op de weg staan, met een getrokken zwaard in de hand, en ze ging opzij, van de weg af het veld in. Bileam sloeg de ezelin om haar weer naar de weg te drijven. Hierop ging de ENGEL van de Eeuwige op een smalle weg tussen de wijngaarden staan. Aan weerszijden was een muur. Toen de ezelin de ENGEL van de Eeuwige zag, drukte ze zich tegen de muur, zodat Bileams voet bekneld raakte. Weer sloeg hij haar. De ENGEL van de Eeuwige ging opnieuw een stuk verderop staan, in een nauwe doorgang, waar geen ruimte was om naar links of rechts uit te wijken. Toen de ezelin de ENGEL van de Eeuwige zag ging ze liggen, met Bileam nog op haar rug. Bileam werd woedend en sloeg de ezelin met een stok. Toen liet de Eeuwige de ezelin spreken. Ze vroeg Bileam: ‘Wat heb ik u misdaan, dat u me nu al drie keer geslagen hebt?’ ‘Je drijft de spot met me,’ zei Bileam. ‘Als ik een zwaard bij me had, dan had ik je allang gedood.’ De ezelin vroeg Bileam: ‘Ben ik niet de ezelin waarop u al uw hele leven rijdt? Heb ik mij soms ooit eerder zo gedragen?’ ‘Nee,’ antwoordde hij. Toen opende de Eeuwige Bileam de ogen, zodat hij de ENGEL van de Eeuwige op de weg zag staan, met het getrokken zwaard in de hand. Hij knielde en boog diep voorover. De ENGEL van de Eeuwige vroeg hem: ‘Waarom heb je je ezelin nu al drie keer geslagen? Ik ben hier gekomen om je 

kerk Autun, Frankrijkkerk Autun, Frankrijktegen te houden, want deze reis is tegen mijn wil ondernomen, deze weg voert naar de afgrond. Driemaal zag je ezelin mij, en driemaal is ze voor me opzij gegaan, had ze dat niet gedaan, dan had ik jou gedood maar haar in leven gelaten.’ Bileam zei tegen de ENGEL van de Eeuwige: ‘Ik heb gezondigd, want ik wist niet dat u mij de weg versperde. Maar als wat ik doe slecht is in uw ogen, ga ik terug naar huis.’ De ENGEL van de Eeuwige zei tegen Bileam: ‘Ga maar met die mannen mee. Maar je mag alleen zeggen wat ik je opdraag.’ Dus ging Bileam met Balaks gezanten mee.

  --------------------------------

Deuteronomium is vooral ook een boek over regels en geboden.  Het eindigt met de zegen van Mozes, aan het einde van zijn leven, en daar worden 1x de engelen genoemd (Deut.33:2):

 

Dit is de zegen die Mozes, de Godsman, uitsprak over de stammen van Israël, voor hij stierf. Hij zei:

‘De Eeuwige verscheen vanaf de Sinai,

zijn licht bescheen hen van de Seïr,

met luister kwam hij van de bergen van Paran.

Talloze ENGELEN vergezelden hem,

bliksem flitste uit zijn rechterhand.

detail icoon iconenmuseum Kampendetail icoon iconenmuseum Kampen