Engelenteksten in het Oude Testament
DANIËL:
Het bijbelboek Daniël is één van de meest recente (maar nog altijd minstens 2150 jaar oude) boeken van het oude testament. Het boek bestaat uit een verhalend en een visionair gedeelte. Delen van het boek zijn niet in het Hebreeuws maar in het Aramees geschreven. Wat betreft de compositie van het boek denkt men aan de mogelijkheid dat een schrijver uit de Makkabeese tijd (ca. 165-63 voor onze jaartelling) de verhalen en visioenen die aan Daniël werden toegeschreven, heeft verzameld en misschien aangevuld met visioenen die op zijn eigen tijd betrekking hadden.
In het boek wordt 5x gesproken over een ‘engel’, door koning Nebukadnessar 1x een ‘godenzoon’ genoemd; 3x worden engelen ook aangeduid als ‘wachters’. In een hemels visioen ziet Daniël tienduizenden dienaars (Daniël 7:10) en er is ook meerdere malen sprake van ‘iemand die er uitzag als een man’ of een man. In Daniël 8 is die ‘man’ Gabriel. Later komt ook de vorst Michaël in beeld.
We beginnen met Daniël 3: 19-28 waar de drie vrienden van Daniël in de vuuroven geworpen worden omdat zij weigerden te buigen voor een gouden beeld, opdracht van koning Nebukadnessar:
Nebukadnessar werd razend, en met een van woede vertrokken gezicht keek hij Sadrach, Mesach en Abednego aan. Hij gaf opdracht de oven zevenmaal heter op te stoken dan men gewoonlijk deed. En hij beval enkele van de sterkste mannen uit zijn leger om Sadrach, Mesach en Abednego te knevelen en in de brandende oven te gooien. De mannen werden gekneveld en met kleren en al, met jassen, broeken en mutsen, in de brandende oven gegooid. Omdat het bevel van de koning strikt was opgevolgd en de oven uitzonderlijk heet was gestookt, werden de mannen die Sadrach, Mesach en Abednego naar boven brachten door de uitslaande vlammen gedood. De drie, Sadrach, Mesach en Abednego, vielen gekneveld in de laaiende oven.
Toen sloeg de schrik koning Nebukadnessar om het hart. Hij stond haastig op en zei tegen zijn raadsheren: ‘Wij hebben toch drie geknevelde mannen in het vuur gegooid?’ Zij antwoordden: ‘Zeker, majesteit.’ Hij vervolgde: ‘Maar ik zie vier mannen vrij rondlopen in het vuur. Ze zijn ongedeerd en de vierde lijkt op een GODENZOON!’ Nebukadnessar liep naar de deur van de brandende oven en riep: ‘Sadrach, Mesach en Abednego, dienaren van de hoogste God, kom naar buiten, kom hier!’ Toen kwamen Sadrach, Mesach en Abednego uit de vlammen naar buiten. De satrapen, stadhouders, gouverneurs en raadsheren van de koning drongen naar voren. Ze bekeken de mannen en zagen dat het vuur geen vat had gekregen op hun lichaam. Geen haar op hun hoofd was verschroeid, hun jassen waren nog heel, er hing zelfs geen brandlucht om hen heen.
Nebukadnessar nam het woord. Hij zei: ‘Geprezen zij de God van Sadrach, Mesach en Abednego, die zijn ENGEL heeft gezonden en zijn dienaren gered. Zij hebben zich op hem verlaten, zij hebben het bevel van de koning genegeerd en hun lichaam prijsgegeven, omdat zij voor geen andere dan hun eigen God willen neerknielen of buigen.
Daniël 4:5-14, de 'ik'-figuur is koning Nebukadnessar zelf, weer gaat het om droomuitleg:
Ten slotte ontving ik Daniël, die de naam van mijn god Beltesassar draagt en in wie de geest van de heilige goden woont. En ik vertelde hem mijn droom: ‘Beltesassar, eerste onder de magiërs, ik weet dat de geest van de heilige goden in u woont en dat u elk mysterie kunt ontraadselen. Zeg mij wat de visioenen betekenen die ik in mijn droom gezien heb. Dit zijn de beelden die tijdens mijn slaap door mijn hoofd gingen: Ik zag een hoge boom in het midden van de aarde staan. De boom werd groter en sterker, zijn kruin reikte tot aan de hemel en zijn kroon overspande de hele aarde. Zijn bladeren waren prachtig, zijn vruchten overvloedig en hij bood voedsel aan allen. De dieren van het veld zochten zijn schaduw op, de vogels van de hemel nestelden in zijn takken, alles wat leeft werd door hem gevoed. In de beelden die ik in mijn slaap voor me zag, daalde een WACHTER, een heilige ENGEL, uit de hemel neer. Hij riep met luide stem: “Vel de boom en kap zijn takken, stroop het gebladerte af en verstrooi zijn vruchten, opdat de dieren eronder vandaan vluchten en de vogels opvliegen van zijn takken. Maar laat zijn wortelstronk in de aarde staan, in het jonge groen van het veld, aan een ketting van ijzer en brons. Laat hem vochtig worden van de dauw van de hemel, en laat hem het gras van de aarde delen met de dieren. Zijn hart zal geen mensenhart meer zijn, een dierenhart zal hij krijgen; zeven jaren zullen zo voorbijgaan. Dit vonnis is geveld door de WACHTERS, dit oordeel is gesproken door de heilige ENGELEN, opdat de levenden weten dat de hoogste God boven het koningschap van de mensen staat: hij bepaalt wie het ambt krijgt toebedeeld, zelfs de laagste onder de mensen kan daartoe verheven worden.”
Daniël 4:20-22 de uitleg van de droom door Daniël/Beltesassar:
De WACHTER OF HEILIGE ENGEL die de koning uit de hemel heeft zien neerdalen en die uitriep: “Vel de boom en vernietig hem, maar laat zijn stronk in de aarde staan, in het jonge groen van het veld, aan een ketting van ijzer en brons, laat hem vochtig worden van de dauw van de hemel en zijn lot delen met de dieren van het veld, totdat er zeven jaren voorbij zijn gegaan” – dat alles, majesteit, is het vonnis dat de hoogste God over mijn heer en koning heeft geveld.
Iedereen heeft wel eens gehoord van 'Daniël in de leeuwenkuil"(6:17-24): Daniël is er ingeluisd door jaloerse collega’s. Er was een ‘wet van Meden en Perzen’ uitgevaardigd dat niemand dan de koning aanbeden mocht worden. Uiteraard hield Daniël zich daar niet aan…
Hierop gaf de koning bevel Daniël te halen en hem in de leeuwenkuil te werpen. De koning zei tegen Daniël: ‘Uw God, die u zo vasthoudend dient, zal u redden!’ Er werd een steen gebracht waarmee de opening van de kuil werd afgedekt, en de koning verzegelde die met zijn zegelring en met de zegelring van zijn machthebbers, om te verhinderen dat iemand iets aan Daniëls omstandigheden zou veranderen.
Daarna keerde de koning terug naar zijn paleis en bracht de nacht door zonder iets te eten; hij kon de slaap niet vatten, maar liet niets ter afleiding brengen. Vroeg in de ochtend, toen het licht begon te worden, stond de koning op en haastte zich naar de leeuwenkuil. Zodra hij in de buurt van de kuil kwam, riep hij Daniël met bedroefde stem toe: ‘Daniël, dienaar van de levende God, heeft uw God, die u zo vasthoudend dient, u van de leeuwen kunnen redden?’ En Daniël zei tegen de koning: ‘Majesteit, leef in eeuwigheid! Mijn God heeft zijn ENGEL gezonden en de leeuwenmuilen gesloten. Ze hebben mij geen kwaad gedaan, omdat hij mij onschuldig acht; maar ook u, majesteit, heb ik niets misdaan.’ De koning was bijzonder verheugd en hij beval Daniël uit de kuil te halen. Daniël werd uit de kuil getrokken, en hij bleek ongedeerd te zijn, want hij had op zijn God vertrouwd.
Daniël 7 : 9 en 10 Daniël krijgt een kijkje in de hemel:
Ik zag dat er tronen werden neergezet en dat er een oude wijze plaatsnam. Zijn kleed was wit als sneeuw, zijn hoofdhaar als zuivere wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen, de wielen uit laaiend vuur. Een rivier van vuur welde op en stroomde voor hem uit. DUIZEND MAAL DUIZENDEN dienden hem, TIENDUIZEND MAAL TIENDUIZENDEN stonden voor hem. Het hof nam plaats en de boeken werden geopend.
Daniel 7: 13-17 De visioenen gaan nog even door:
In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel IEMAND kwam DIE ERUITZAG ALS EEN MENS. Hij naderde de oude wijze en werd voor hem geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan.
Ik, Daniël, was tot in het diepst van mijn gemoed geraakt; de visioenen die door mijn hoofd gingen brachten mij in verwarring. Ik wendde me tot EÉN VAN DE OMSTANDERS en vroeg hem naar de ware betekenis van dit alles. Hij gaf mij deze verklaring: “Die grote dieren, vier in getal, duiden op vier koningen die uit de aarde zullen opkomen. Daarna zullen de HEILIGEN VAN DE HOOGSTE GOD het koningschap ontvangen, en zij zullen het koningschap altijd behouden – voor eeuwig en altijd.”
Daniël 8 : 15-18 de engel Gabriel komt uitleg geven:
Toen ik, Daniël, het visioen zag en het probeerde te begrijpen, verscheen er IEMAND voor me DIE ERUITZAG ALS EEN MAN. En over het Ulaikanaal hoorde ik een menselijke stem roepen: ‘GABRIËL, zorg dat hij het droomgezicht begrijpt.’ Hij kwam vlak bij me staan. Ik schrok en viel voorover. Hij zei: ‘Begrijp, mensenkind, dat het visioen naar de tijd van het einde verwijst.’ Terwijl hij tegen me sprak, verloor ik het bewustzijn en viel op de grond. Hij raakte me aan, hielp me overeind.
In Daniël 9:20-22 verschijnt Gabriel opnieuw:
Terwijl ik nog sprak en bad, mijn zonde en de zonde van mijn volk Israël beleed, en mijn smeekbede omwille van de heilige berg van mijn God richtte tot de Eeuwige, mijn God, terwijl ik mijn gebed nog uitsprak, vloog de man GABRIËL, die ik eerder in het visioen had gezien, snel naar mij toe. Het was de tijd van het avondoffer. Hij begon mij uitleg te geven.
Daniël 10:4-21 – hier is sprake van een vreeswekkende engel, die terloops ook Michaël noemt:
Op de vierentwintigste dag van de eerste maand, toen ik mij aan de oever van de grote rivier de Tigris bevond, sloeg ik mijn ogen op en zag EEN MAN, GEKLEED IN LINNEN, met om zijn lendenen een gordel gemaakt van goud uit Ufaz. Zijn lichaam was als turkoois, zijn gezicht leek een bliksem en zijn ogen waren als fakkels van vuur. Zijn armen en voeten glansden als gepolijst koper en zijn stemgeluid leek door een mensenmenigte te worden voortgebracht. Alleen ik, Daniël, zag de verschijning. De mannen in mijn gezelschap zagen de verschijning niet, maar werden wel bevangen door een grote angst, zodat zij wegvluchtten en zich verborgen en ik alleen overbleef. Toen ik die indrukwekkende verschijning zag, verloor ik al mijn kracht; ik werd lijkbleek en was niet in staat nog iets te doen. Ik hoorde zijn stem, maar zodra ik die hoorde verloor ik het bewustzijn en viel voorover op de grond. Toen raakte een hand mij aan en deed me al bevend op handen en knieën steunen. Hij zei tegen me: ‘Daniël, geliefde man, luister naar de woorden die ik tot je spreek en sta op, want ik ben naar je toe gestuurd.’ Nadat hij dit gezegd had, stond ik bevend op. Toen zei hij: ‘Wees niet bang, Daniël, want vanaf de eerste dag dat je inzicht probeerde te verkrijgen door in deemoed te buigen voor je God, is je gebed verhoord, en daarom ben ik gekomen. Maar de vorst van het Perzische koninkrijk heeft mij eenentwintig dagen tegengehouden voordat MICHAËL, een van de voornaamste vorsten, mij te hulp schoot toen ik daar, bij de koningen van Perzië, zo alleen stond. Ik ben gekomen om je inzicht te geven in wat er aan het einde van de tijd met je volk zal gebeuren; want dit is opnieuw een visioen dat over de toekomst gaat.’
Terwijl hij zo tegen me sprak, hield ik mijn ogen op de grond gericht en was verstomd. Toen raakte DE MENSELIJKE GEDAANTE mijn lippen aan. Ik opende mijn mond en begon te spreken. Ik zei tegen degene die voor me stond: ‘Mijn heer, door het visioen verkrampt mijn lichaam, mijn kracht verlaat me. Hoe kan ik, uw dienaar, met u spreken? Ik heb helemaal geen kracht meer, er rest mij geen levensadem.’ Toen raakte HIJ, DIE ERUITZAG ALS EEN MENS, mij nogmaals aan en schonk me kracht. Hij zei: ‘Wees niet bang, geliefde man, vrede zij met je, wees sterk, wees sterk!’ En doordat hij tegen me sprak, werd ik gesterkt, en ik zei: ‘Mijn heer, spreek, u hebt mij gesterkt.’ Toen zei hij: ‘Weet je waarom ik naar je toe gekomen ben? Ik moet spoedig terugkeren om tegen de vorst van Perzië te strijden, en zodra ik hem overwonnen heb, wacht mij de vorst van Griekenland. Maar eerst zal ik je zeggen wat er in het geschrift van de waarheid geschreven staat. Niemand steunt mij in mijn strijd tegen deze vorsten, behalve je vorst MICHAËL.
Daniël 12: 1-8 met de eerste opmerkingen over een vorm van eeuwig leven voor mensen:
In die tijd zal MICHAËL opstaan, de grote vorst, die de kinderen van je volk ter zijde staat. Het zal een tijd van verdrukking zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan. In die tijd zal je volk worden gered: allen die in het boek zijn opgetekend. Velen van hen die slapen in de aarde, in het stof, zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om voor eeuwig te worden veracht en verafschuwd. De verlichten zullen stralen als het fonkelende hemelgewelf, en degenen die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altijd. Maar houd deze woorden geheim, Daniël, en verzegel het boek tot de eindtijd. Velen zullen op zoek gaan en de kennis zal toenemen.’
Toen zag ik, Daniël, TWEE ANDEREN staan, de ene aan deze oever van de rivier, de andere aan de overkant. Een van hen zei tegen de IN LINNEN GEKLEDE MAN DIE ZICH BOVEN HET WATER VAN DE RIVIER BEVOND: ‘Hoe lang duurt het tot het einde van deze wonderbaarlijke gebeurtenissen?’ Daarop hoorde ik de IN LINNEN GEKLEDE MAN DIE ZICH BOVEN HET WATER VAN DE RIVIER BEVOND spreken. Hij hief beide handen op naar de hemel en zwoer bij de eeuwig Levende: ‘Eén tijd, een dubbele en een halve tijd: wanneer de macht van het heilige volk niet langer verbrijzeld zal worden, dan zullen al deze dingen zich hebben voltrokken.’ Ik hoorde het, maar begreep het niet en zei: ‘Mijn heer, hoe zal dit alles aflopen?’
Laatste vers van Daniël:
…Maar jij, ga het einde tegemoet. Je zult te ruste gaan en aan het einde van de dagen opstaan om je bestemming te bereiken.’
Verder naar engelenteksten in Hosea, Zacharia en Maleachi ->