Engelen in bijbelteksten van het boek Handelingen:
Na de vier evangelie-boeken over het leven van Jezus, volgt het boek ‘Handelingen’ waarin het begin van de christelijke kerk wordt beschreven. De apostelen (directe leerlingen van Jezus) ondervonden veel weerstand met hun nieuwe leer en ook hier komen engelen veelvuldig voor, ze worden 26x genoemd.
Handelingen 5: 17-21 Daarop besloten de hogepriester en zijn medestanders, de Sadduceeën, in te grijpen. Vervuld van jaloezie als ze waren, lieten ze de apostelen gevangennemen en opsluiten. ’s Nachts opende een ENGEL van de Eeuwige echter de deuren van de gevangenis, bracht hen naar buiten en zei: ‘Ga naar de tempel en spreek daar tot het volk over alles wat dit nieuwe leven aangaat.’ De apostelen gaven hieraan gehoor en gingen bij het aanbreken van de dag naar de tempel, waar ze hun onderricht voortzetten.
Hier het verhaal van de eerste martelaar (iemand die vermoord wordt vanwege zijn of haar geloof):
Handelingen 5: 12-15 Ten slotte namen ze Stefanus gevangen en brachten hem voor het Sanhedrin. Ze lieten valse getuigen komen, die verklaarden: ‘Deze man keert zich steeds weer tegen de tempel en de wet, want we hebben hem horen zeggen dat Jezus uit Nazaret de heilige plaats zal afbreken en de gebruiken die Mozes ons heeft overgeleverd zal veranderen.’ Alle leden van het Sanhedrin vestigden hun blik op Stefanus en zagen dat zijn gezicht leek op dat van een ENGEL.
Deze Stefanus houdt nog een lange verdedigingsrede, waarin hij ingaat op de geschiedenis van Israël. In de oorspronkelijke verhalen leek het veel meer God zelf waarmee gesproken werd, maar in de loop der tijd is dat ondenkbaar geworden, en loopt het contact via een engel:
(over Mozes, als jonge man gevlucht van het hof van Egypte naar Midjan) Handelingen 7: 30-38 Nadat er veertig jaren waren verstreken, verscheen er in de woestijn bij de berg Sinai een ENGEL aan hem in de vlammen van een brandende doornstruik. Vol verwondering keek Mozes naar dit schouwspel, maar toen hij dichterbij kwam om het te onderzoeken, klonk de stem van de Eeuwige: “Ik ben de God van je voorouders, de God van Abraham, Isaak en Jakob.” Bevend van schrik wendde Mozes zijn blik af. Maar de Eeuwige zei tegen hem: “Trek je sandalen uit, want de grond waarop je staat, is heilig. Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is en ik heb hun jammerklachten gehoord, zodat ik ben afgedaald om hen te bevrijden. Daarom stuur ik je nu naar Egypte.”
Het was deze Mozes die door zijn volksgenoten werd afgewezen met de woorden: “Wie heeft jou als leider en rechter aangesteld?” Maar God zond hem als leider en bevrijder naar hen toe, door tussenkomst van de ENGEL die in de doornstruik aan hem verschenen was. Het was deze Mozes die het volk wegleidde uit Egypte onder het verrichten van tekenen en wonderen, niet alleen in Egypte, maar ook bij de Rode Zee en in de woestijn, veertig jaar lang. Mozes was het die tegen de Israëlieten zei: “God zal in uw midden een profeet zoals ik laten opstaan.” Hij was het die, toen het volk in de woestijn bijeen was, als bemiddelaar optrad tussen onze voorouders en de ENGEL die op de berg Sinai tegen hem sprak, hij was het die de levenbrengende woorden ontving om ze aan ons door te geven.
… Handelingen 7:44 Onze voorouders hadden in de woestijn de verbondstent bij zich, gemaakt in opdracht van de ENGEL die met Mozes sprak, naar het ontwerp dat Mozes had gezien.
… Handelingen 7:53 (slot redevoering Stefanus) Wie van de profeten hebben uw voorouders niet vervolgd? Degenen die de komst van de Rechtvaardige aankondigden hebben ze gedood, en zelf hebt u nu de Rechtvaardige verraden en vermoord, u die de wet ontvangen hebt door tussenkomst van de ENGELEN, maar er niet naar hebt geleefd.’
De apostel Filippus wordt aan het werk gezet om een hoge ambtenaar uit Ethopië de oude geschriften uit te leggen:
Handelingen 8:26 Een ENGEL van de Eeuwige zei tegen Filippus: ‘Ga tegen de middag naar de verlaten weg van Jeruzalem naar Gaza.’ Filippus deed wat hem gezegd werd en ging naar die weg toe.
De meest invloedrijke apostel is Paulus. Hij begon als vervolger – maar kreeg een visioen van Jezus dat zijn leven veranderde:
Handelingen 9:1-6 Intussen bedreigde Saulus de leerlingen van de Eeuwige nog steeds met de dood. Hij ging naar de hogepriester met het verzoek hem aanbevelingsbrieven mee te geven voor de synagogen in Damascus, opdat hij de aanhangers van de Weg die hij daar zou aantreffen, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en kon meevoeren naar Jeruzalem. Toen hij onderweg was en Damascus naderde, werd hij plotseling omstraald door een licht uit de hemel. Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je mij?’ Hij vroeg: ‘Wie bent u, Heer?’ Het antwoord was: ‘Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Maar sta nu op en ga de stad in, daar zal je gezegd worden wat je moet doen.’
Alweer een visioen, nu van hoofdman Cornelius:
Handelingen 10: 1-8 Een van de inwoners van Caesarea was een centurio van de Italiaanse cohort, die Cornelius heette. Hij was een vroom man die, net als zijn huisgenoten, God vereerde. Hij gaf rijkelijk aalmoezen aan het volk en bad veelvuldig tot God. Op een dag kreeg hij omstreeks het negende uur een visioen, waarin hij duidelijk zag hoe een ENGEL van God zijn huis binnenkwam. Hij hoorde hem zeggen: ‘Cornelius!’ Hij staarde de ENGEL verschrikt aan en vroeg: ‘Wat is er, heer?’ De ENGEL antwoordde: ‘Je gebeden en aalmoezen zijn door God als offer aanvaard. Stuur daarom een paar van je mannen naar Joppe om Simon te halen, die ook wel Petrus wordt genoemd. Hij verblijft bij een leerlooier die eveneens Simon heet en in een huis aan zee woont.’ Toen de ENGEL die met hem had gesproken was weggegaan, liet Cornelius twee dienaren bij zich komen en een vrome soldaat uit zijn gevolg. Nadat hij had uitgelegd waar het om ging, stuurde hij hen naar Joppe.
Daar krijgt apostel Petrus ondertussen zijn eigen les via een visioen:
Handelingen 10: 19-23 Terwijl Petrus nog nadacht over het visioen, zei de Geest tegen hem: ‘Er zijn hier drie mannen die naar je op zoek zijn. Ga meteen naar beneden en ga zonder aarzelen met hen mee, want ik heb hen gezonden.’ Petrus ging naar beneden en zei tegen de mannen: ‘Ik ben degene die u zoekt. Wat is de reden van uw komst?’ Ze antwoordden: ‘Cornelius, een centurio, een rechtvaardig man die God vereert en bij het hele Joodse volk in aanzien staat, heeft van een Heilige ENGEL opdracht gekregen u naar zijn huis te laten komen om te luisteren naar wat u te zeggen hebt.’ Daarop nodigde Petrus de mannen uit om binnen te komen en bood hun onderdak.
Dan wordt ook Petrus gevangen genomen, maar volgt een spectaculaire ontsnapping (dit verhaal wordt uitgebreid overgenomen, omdat hier aan het einde ook een beschermengel ter sprake komt: blijkbaar bestond het idee van een beschermengel die sprekend leek op de persoon zelf)
Omstreeks die tijd nam koning Herodes enkele leden van de gemeente gevangen en mishandelde hen. Jakobus, de broer van Johannes, liet hij met het zwaard ter dood brengen. Toen hij zag dat de Joden hier gunstig op reageerden, liet hij ook Petrus aanhouden – dat was tijdens het feest van het ongedesemde brood. Na de arrestatie sloot hij hem op in de gevangenis, waar hij hem door vier groepen soldaten van steeds vier man liet bewaken, met de bedoeling hem na het pesachfeest ten overstaan van het volk te berechten. Terwijl Petrus onder zware bewaking zat opgesloten, bleef de gemeente vol vuur voor hem bidden tot God. Handelingen 12: 1-17
In de nacht voordat hij voorgeleid zou worden, lag Petrus te slapen tussen twee soldaten, aan wie hij met twee kettingen was vastgeketend. Ook voor de deur van de kerker stonden bewakers. Toen verscheen er plotseling een ENGEL van de Eeuwige en een stralend licht vulde de hele ruimte. De ENGEL stootte Petrus aan om hem wakker te maken en zei: ‘Vlug, sta op.’ Meteen vielen de ketens van zijn handen. De ENGEL zei tegen hem: ‘Doe je gordel om en trek je sandalen aan.’ Dat deed hij. Daarop zei de ENGEL: ‘Sla je mantel om en volg mij.’ Petrus volgde de ENGEL naar buiten, maar zonder te beseffen dat de dingen die de ENGEL liet gebeuren werkelijk plaatsvonden; hij meende een visioen te zien. Toen ze de eerste en tweede wachtpost voorbij waren, kwamen ze bij de ijzeren poort die toegang gaf tot de stad. De poort ging vanzelf voor hen open, en toen ze buiten waren gekomen liepen ze nog één straat verder, waarna de ENGEL Petrus opeens alleen achterliet. Nadat Petrus weer tot zichzelf gekomen was, zei hij: ‘Nu weet ik zeker dat de Eeuwige zijn ENGEL heeft gezonden om me uit de handen van Herodes te bevrijden en me te behoeden voor wat het Joodse volk hoopte dat gebeuren zou.’ Toen dit tot hem was doorgedrongen, ging hij naar het huis van Maria, de moeder van Johannes Marcus, waar een groot gezelschap bijeen was gekomen om te bidden. Nadat hij op de deur van het voorportaal had geklopt, kwam er een dienstmeisje, dat Rhode heette, om open te doen, maar toen ze de stem van Petrus herkende, was ze zo blij dat ze vergat de deur te openen en naar binnen rende om te zeggen dat Petrus voor de poort stond. ‘Je bent niet goed wijs,’ zeiden ze tegen haar, maar ze bleef volhouden dat het echt zo was.
‘Dan is het zijn BESCHERMENGEL,’ (het oorspronkelijke Griekse woord is overigens gewoon ‘engel’) zeiden ze ten slotte. Intussen stond Petrus nog steeds aan de poort te kloppen. Toen ze dan toch opendeden, zagen ze tot hun grote verbazing dat hij het was. Hij gebaarde dat ze moesten zwijgen en legde uit hoe de Heer hem uit de gevangenis had bevrijd. Daarna zei hij: ‘Stel Jakobus en de anderen hiervan op de hoogte.’ Toen vertrok hij naar elders.
Het hoofdstuk eindigt met een akelig verhaal over koning Herodes:
Handelingen 12: 21-23 Op de overeengekomen dag nam Herodes in zijn koninklijke gewaad plaats op zijn troon en sprak het volk toe. De mensen riepen luidkeels: ‘Hier spreekt een god, geen mens!’ Onmiddellijk werd Herodes geveld door een ENGEL van de Eeuwige omdat hij God niet de verschuldigde eer had bewezen, en door wormen aangevreten blies hij de laatste adem uit.
Ook Paulus wordt gevangen genomen, en moet voor het Sanhedrin, de Joodse raad, verschijnen. Hij pakt het slim aan:
Handelingen 22: 6-9 Paulus wist dat het Sanhedrin deels uit Sadduceeën bestond en deels uit Farizeeën, en daarom riep hij hun toe: ‘Broeders, ik ben een Farizeeër uit een geslacht van Farizeeën, en ik sta hier terecht omwille van de verwachting dat de doden zullen opstaan!’ Toen hij dit gezegd had, ontstond er onenigheid tussen de Farizeeën en de Sadduceeën en raakte de vergadering verdeeld. De Sadduceeën beweren immers dat er geen opstanding is en dat ENGELEN en geesten niet bestaan, maar de Farizeeën geloven zowel het een als het ander. Er ontstond groot tumult, en enkele schriftgeleerden uit de kring van de Farizeeën stonden op en betoogden heftig: ‘Wij vinden dat deze man niets heeft misdaan! Het kan toch dat een geest of een ENGEL met hem gesproken heeft?’
Aan het einde van het boek Handelingen wordt Paulus op transport gesteld naar Rome. Onderweg zou het schip bijna vergaan:
Handelingen 27: 21-26 Toen sprak Paulus de opvarenden als volgt toe: ‘Had maar naar mij geluisterd, dan waren we op Kreta gebleven. Dan waren ons deze moeilijkheden bespaard gebleven en was er niets verloren gegaan. Maar toch roep ik jullie op om moed te houden, want niemand van jullie zal omkomen, alleen het schip zal verloren gaan. De afgelopen nacht werd ik namelijk bezocht door een ENGEL van de God aan wie ik toebehoor en die ik dien. Hij zei: “Wees niet bang, Paulus, je moet voor de keizer verschijnen, en daarom heeft God je in zijn goedheid het leven van alle opvarenden geschonken.” Houd dus moed, mannen, want ik stel vertrouwen in God en verwacht dat het zo zal gaan als me gezegd is. We zullen stranden op een of ander eiland.’
Verder naar teksten over engelen in de brieven van het Nieuwe Testament ->